ze met een mastworp om de onderkaak het halstertouw. De geleider rukt dan krachtig aan het touw om het dier te beduiden dat het den kop hoog moet dragen en zijn uiterste best doen.

Dat touw om de onderkaak is een aloud gebruik om paarden, die niet getoomd zijn, in bedwang te houden en wanneer het dier kalm geleid wordt is hiertegen niet zoo'n groot bezwaar, maar op de paardenmarkt is dat iets anders. De paarden worden hier met stok en zweep voortgedreven en door trekken en rukken aan het touw weer in bedwang gehouden. Allerpijnlijkst kwelt dikwijls het strak aangehaalde touw dan om de onderkaak.

Aangezien het hier een algemeen gebruik geldt, zou het naar het mij voorkomt, het best kunnen bestreden worden wanneer door de verschillende onderafdeelingen der Ned. Ver. tot Bescherming van Dieren bij de gemeentebesturen van plaatsen, waar paardenmarkt wordt gehouden, verzocht werd om bij het monsteren het bevestigen van het touw om de onderkaak der der paarden te verbieden.

Daar men hier met een verouderd gebruik te doen heeft, is het gewenscht van tevoren belanghebbenden te waarschuwen en daarna zou zoonoodig proces-verbaal kunnen volgen in verband met artikel 455 sub. 3 Wetb. van Strafrecht luidende: „Met geldboete van ten hoogste f 15 wordt gestraft hij, die dieren vervoert op eene noodeloos pijnlijke en kwellende wijze."

J. Ennik.

HET ZIELELEVEN DER DIEREN.

(Vervolg van bl. 58).

II.

Over 't algemeen staan de kruipende dieren of Reptielen en de tweeslachtige djeren of Amphtbiën zoo niet lager dan toch in elk geval niet hooger dan de visschen.

Ook bij deze dieren is de hersenontwikkeling betrekkelijk gering en daarmee gaat gepaard een geringe geesteswerkzaamheid. De trage bewegingen van vele soorten wijzen daar reeds op. Maar toch ook kunnen wij deze dieren soms met een levendigheid zien optreden, die ons verstomd doet staan. Weliswaar hangt dat voor deze „koudbloedige" dieren grooten-