openlijk ook de zaak der onderdrukte dieren tot de onze te maken; immers nog door een kleine minderheid slechts wordt begrepen, dat het hier geen liefhebberijtje geldt, geen paskwillige schoothondjes-vertroeteling, maar een stuk maatschappelijk werk, dat zich logisch aansluit bij den socialen arbeid in zijn geheel.

Op grond van de eenheid en verwantschap van al het levende, op grond van de superioriteit van den menschelijken geest zelf (die ook in dezen zichzelf slechts door geestelijke hoogheid kan bevestigen), en ten slotte uit zuiver meegevoel behoort het beginsel der dierenbescherming algemeen te worden aanvaard. Het meegeveel voor minder bevoorrechte natuurgenooten in een toetssteen voor de gaafheid en volledigheid van onze ware menschelijkheid; geen ontaardingsverschijnsel, maar integendeel de gezonde vrucht van een krachtig gemoedsleven en karakter. Het is de moeite waard, bij dit lang verwaarloosde en geminachte deel van onze menschenplichten even stil te staan. Het juiste begrip er van, thans nog veelszins verminkt en onbegrepen, moet „veroverd" worden. Sympathy beyond the confines of man" zegt Darwin, „that is humanity to the lower animals, seems to be one of the latest moral acquisitions. (Descent of Man). Dit is zeer juist, maar alleen voor de massa; want van uit de vroegste tijden heeft de bloem van denkers en dichters deze gedachte voor ons bewaard en doen leven; denken wij aan de Oostersche wijsheid (Uphanishad) aan de Pythagorische en Nieuw-Pythagorische stelsels, aan de gansche mythen- en sprookjeswereld, aan Orpheus en de afschaffing der bloedige offers, aan Homerus, Plutarchus, Virgillius (slechts een enkele naam uit de reeks kan genoemd worden^ aan de wetgeving van Mozes, die het dooden verbiedt en niet toesiaat van het bloed te eten; aan den geest van het Christendom en aan alle hoogstaande godsdiensten.

In literatuur en philosophie, in de geheele menschelijke geschiedenis met al hare dwalingen, ligt voor wie zien en hooren wil, de worsteling ter bereiking van een volmaakt humaniteitsbeginsel besloten. Onze tijd ziet opnieuw een heiievin^ van dit „humanitarisme", ten onrechte vastgekoppele aan een bepaald beschavingstijdperk en „godsdienstlooze moraal . In de geschriften der kerkvaders, in de levens der Heiligen, oij