BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.

Misstanden voortvloeiende uit onvoldoende reglementen bij paarden- en veeverzekering-maatschappijen. Naar aanleiding van het artikel van onze ijverige medewerkster Mej. E. des Tombe «Over paarden- en vee verzekering-Maatschappij en» (Febr.-nummer) zendt de heer T. D. Sigling le Luit. Paardenarts te Ginneken ons een uitvoerig schrijven met enkele opmerkingen, dat wij echter wegens gebrek aan ruimte niet in zijn geheel kunnen opnemen. Het zakelijke willen wij natuurlijk gaarne vermelden.

In de eerste plaats heeft de geachte inzender bezwaar tegen een zin op bladz. 19, waar vermeld wordt, dat de Rijks-veearts N. een paard met gebroken voorbeen afkeurde met advies het spoedig te doen afmaken, echter zonder dat genoemde veearts b.v. door spalking eenige verlichting heeft trachten aan te brengen. Hij vindt dit een geheel onverdiend verwijt aan het adres van den dierenarts, «want hij is er zeker van, dat de patiënt in kwestie met het hierbij geheel ondeskundig aangegeven middel tot verlichting allesbehalve zou zijn ingenomen geweest, daar juist die «spalking» voor hem een onnoodige bron van veel pijn zou hebben gevormd». — Wij zijn in deze zaak niet deskundig en willen de maatregelen, die in zoo'n geval genomen kunnen worden gaarne aan de deskundigen overlaten, als in deze zaak in de eerste plaats maar de belangen van het hulpelooze dier worden gediend en onze medewerkster zal dat zeer zeker in de eerste plaats toestemmen.

Verder heeft de inzender bezwaar tegen de noot op bladz. 20. «Dat artikel», schrijft hij, «zal in de praktijk veelal betrekking hebben op chronisch kreupele paarden of dieren lijdende aan chronisch inwendige ziekten. De opzending naar 's Rijks Veeartsenijschool kan voor het dier beteekenen zijn genezing, of zoo dit ook aldaar onmogelijk wordt geacht, althans raadpleging van de meest bekwame specialisten», terwijl hij bovendien «de redactie en de strekking van de noot bepaald beleedigend acht voor de daaringenoemde hoogstaande en zoo nuttige inrichting.»

Als in deze zaak werkelijk aan niets anders gedacht wordt dan aan de belangen van het dier zelve, afgezien van elk ander bijoogmerk dan zal zeker ook onzerzijds daartegen geen bezwaar bestaan, maar de geachte inzender weet toch zeker ook wel, dat er zoo dikwijls gedacht wordt: «och kom, het is maar een beest».

Overigens doet het ons groot genoegen, dat de hoofdstrekking van het artikel ook de sympathie van den inzender heeft. «Het zou zeker zeer wenschelijk zijn», schrijft hij verder, «als de Verzekerings-Maat-