Ik heb aan die uitnoodigingen 4 keer gevolg gegeven in de eerste alaats wegens het nut der besprekingen die gehouden werden nopens alle onderwerpen die heden avond ter sprake zijn gebracht; maar ook wijl het m. i. aanbeveling verdient dat onzerzijds bij die gelegenheden eene plaats worde ingenomen te midden van hen, die in het buitenland als leiders der dierenbescherming zijn aangewezen.

Op de verschillende congressen , die door mij zijn bijgewoond als vertegenwoordiger onzer Vereeniging, heb ik met voldoening kunnen constateeren, dat men ons daar met onderscheiding, wenschte te behandelen. Op het te Bern in 1904, bezocht door 105 afgevaardigden, werden 1 voorzitter, 5 eere-voorzitters en 5 secretarissen verkozen. Ik werd uitgenoodigd als een der secretarissen te willen optreden. Te Boedapest in 1896 waar 136 afgevaardigden bijeen kwamen, werd mij mede een plaats in het secretariaat aangewezen; terwijl in 1900 te Parijs de voorzitter der Nederl. vereeniging tot een der eere-voorzitters van het congres werd benoemd. Later in 1911 te Kopenhagen, werd ik aangewezen als een der eere onder-voorzitters van het congres eo werd mij opgedragen de uiterst moeielijke zitting te presideeren, waar het slachtvraagstuk zou worden behandeld en ook de zgn. «jeux cruels» , die öp elk congres ter sprake worden gebracht.

Ik meen een en ander te moeten memoreeren, wijl uit die benoemingen moge blijken, dat onze Vereeniging in het buitenland geen onbekende is en dat men het steeds noodig heeft geoordeeld daarvan te doen blijken door den vertegenwoordiger een meer op den voorgrond tredende plaats in het congres te doen innemen.

Het heeft mij evenwel leed gedaan, dat ik nooit heb durven overgaan tot uitnoodiging van de congres-leden te 's-Gravenhage. Vooral te Boedapest werd het mij eenigszins bang te moede, toen de secretaris van de Grazer-vereeniging mij toevoegde: Sie mochten uns doch einmal im Haag einladen wo es so schön ist. Gelukkig werd met overgroote meerderheid besloten het volgend congres te Parijs te doen plaats hebben, want ik had moeten bekennen, dat onze Vereeniging financieel niet bij machte was om een congres van eenige beteekenis in Nederland te doen bijeenkomen. Haar ontbraken zelfs de middelen om