weerstandsvermogen en liggen aangeschoten, dagenlang te sterven alvorens de dood zich over hen ontfermt.
In 1909 drongen wij wederom aan op bespoediging der indiening van de reeds zoo vaak toegezegde nieuwe vogelwet, ditmaal in samenwerking met de Nederl. vereeniging tot bescherming van vogels en met de zoo sympathieke Vereeniging tot behoud van natuurmonumenten. Wij kregen toen een geruststellend antwoord maar aansluiting bij de Parijsche conventie werd niet in uitzicht gesteld. Dienaangaande zou misschien later worden besloten.
De lang verwachte wet werd eindelijk in 1911 ingedieud en wij voelden ons geroepen bij de Staten-generaal mede aan te dringen op aanneming der wet, evenwel niet zonder aandacht te vragen voor eene memorie, die in ons verslag van dat jaar is opgenomen en waarvan wij de kennisneming ten zeerste aanbevelen. Bij die memorie betuigden wij onze ingenomenheid er mede, dat de Wet geen beletsel meer was voor de toetreding tot eene internationale regeling; maar aan de andere zijde teekenden wij protest aan dat een aantal vogels als absoluut schadelijk werden gebrandmerkt wijl zij daardoor aan uitroeiing werden blootgesteld. Naar onze opvatting is geen dier absoluut schadelijk.
Afschriften van dit request werden gezonden aan onze Afdeelingen en aan de zelfstandige vereenigingen hier te lande, aan de vereeniging tot vogelbescherming; terwijl aan de Kamerleden alsmede aan den Minister van Landbouw een afschrift werd aangeboden.
Het ontwerp werd in 1912 aangenomen en trad 1 Januari 1914 in werking. De wet strookte wel niet geheel met hetgeen onzerzijds was opgemerkt, maar wij meenen toch ons in de totstandkoming te moeten verheugen, waar ze ongetwijfeld eene verbetering bracht.
Ten slotte zij met betrekking tot de bescherming van inlandsche diersoorten medegedeeld dat wij, na tal van jaren daarvoor te hebben gestreden, eindelijk in 1914 hebben verkregen dat de mollen en kikvorschen onder de vleugels der wet een plaats mochten krijgen.
De mol was in het geheele Rijk aan eene domme en gewetenlooze vervolging ten prooi. Nog erger was het met de kikvorschen