H.H. P. J. van Houten en A. A. Polvliet een adres waarbij wij op aangeduide motieven uitbreiding vroegen van de lijst der beschermde diersoorten. Daarbij drukten wij den wensch uit dat de naam der Wet zou kunnen worden gewijzigd in: Wet tot bescherming van nuttige, ZELDZAME of merkwaardige diersoorten, daar de Nederlandsche fauna door de ruwheid en onwetendheid van een deel der bevolking dreigde te worden uitgeroeid, hetgeen zelfs ten opzichte van de dieren die nu wel niet bepaald nuttig zijn voor den landbouw, maar die toch weinig of geen schade aanrichten, zeer te betreuren zou zijn.
Het adres, waarin tal van niet beschermde vogels in de clementie der Regeering werden aanbevolen, kan worden aangetroffen in ons jaarverslag over 1897. Kennisneming van dit adres meen ik ten zeerste te moeten aanbevelen aan hen, die belangstellen in het behoud onzer fauna.
Het adres vond bijval bij onderscheidene leden der Kamer, die eenerzijds aandrongen op internationale regeling en anderzijds op betere bescherming binnen de grenzen van het Koninkrijk. Zeer was het te betreuren dat de Regeering niet dezelfde belangstelling toonde. Wel mochten wij vernemen dat de afdeeling Landbouw de ingekomen adressen ter overweging op haar program van werkzaamheden had geplaatst, maar van het «periculum in mora» was de Regeering blijkbaar niet doordringen. Tevens gaf de Regeering te kennen, dat zij met Engeland, Rusland, en Italië zich niet wilde aansluiten bij de in 1895 aangenomen voorstellen van het congres van Parijs; wijl de bij onze Vogelwet toegekende bevoegdheid om te allen tijde in tuin en erf vogels te mogen vangen te veel zou worden beperkt.
Evenwel was ons adres niet zonder invloed gebleven maar toch scheen men van meening dat ook anderzijds de vogels bescherming behoefden. In 1898 toch werd de toen bestaande «Vogelbond» waarbij verscheidene dames zich hadden aangesloten om het dragen van vogels of fragmenten daarvan tegen te gaan, samengesmolten met eene vereeniging die de naam aannam van «Nederlandsche vereeniging tot bescherming van vogels». De Bond tegen de z.g.n. gruwelmode had mijn volle sympathie. Hij kon inderdaad veel nut stichten door te trachten in ons land invloed op de mode, waaraan zooveel vogels en andere dieren ten offer worden gebracht, uit te oefenen; maar waarom