dat men tusschen het Hoofdbestuur der Dierenbescherming en de beide Anti-vivisectievereenigingen tot overeenstemming zou geraken omtrent hetgeen naar aanleiding van het rapport der Staatscommissie bij de Regeering gedaan zou kunnen worden om het lijden der dieren zooveel mogelijk te verzachten.

Het aannemen dier motie leidde tot eene bespreking tusschen Mr. Rink en Mr. van Idsinga, leden van het Beperkingscomité. Mej. Groshans en Jhr. Ortt, Hoofdbestuursleden van den Antivivisectiebond , en de HH. Klerck en Schelling van het Hoofdbestuur der Dierenbescherming, ten einde de algemeene strekking van het adres vast te stellen. Later werd in overleg door het Beperkingscomité het adres ontworpen, dat door de besturen der beide andere vereenigingen werd goedgekeurd. De door mij in ons jaarverslag van 1911 uitgesproken verwachting dat het adres mogen bijdragen tot verwezenlijking van het beoogde doel is, voor zoover mij bekend, niet bereikt. Ons Hoofdbestuur heeft daarvan althans niets vernomen.

Voor het instellen van eene onpartijdige enquête-commissie werd reeds bij mijn optreden, kort na de verschijning van het rapport der door den Heer Heemskerk Azn aangewezen professoren , door mij een lans gebroken. Ik wees daarbij op het voorbeeld ons door de Engelsche Regeering gegeven en nu is het mij wel bekend dat door de absolute voor- en tegenstanders der vivisectie wordt aangevoerd, dat de Britsche bepalingen, voortgevloeid uit het rapport der enquete-commissie, niet den minsten invloed hebben uitgeoefend, maar daartegenover kan worden gesteld de opinie van den Nederlandschen volksvertegenwoordiger, Dr. Rombach, die omstreeks 1887 in de Tweede Kamer verkondigde, dat sedert de bedoelde bepalingen in Engeland waren in werking getreden, daar te lande nooit meer eenige proef van beteekenis had plaats gehad. Dr. Rombach was tegen elke beperking op dit gebied.

De strijd tegen de vivisectie is bij ons te lande zeker nog niet beeindigd. Er blijft op dit gebied nog veel te doen, voordat zij, die zich aan de dierenbescherming gelegen laten liggen, den kamp kunnen opgeven.

Op de door mij bijgewoonde congressen was de vivisectie een onderwerp van bespreking, dat nog veel meer de hartstochten opzweepte dan de slachtkwestie. Te Bern en vooral te