verschillende Zuidamerikaanse landen voor deze candidatuur niets voelden, heeft de Prins zich op het laatste nippertje teruggetrokken. Een pover besluit van zijn met vrijwel alle middelen gevoerde campagne.

Dit bedisselen achter de schermen is voor de UNO symptomatisch. Van de volkenorganisatie zijn vrijwel alle landen lid, communistische en niet-communistische. Toch heeft het er alle schijn van, dat de UNO in feite een Westerse zaak is, en er zijn tevens duidelijke aanwijzingen, dat de Verenigde Staten er bij tijd en wijle naar streven er zelfs een Amerikaanse zaak van te maken. De wijze waarop bijv. de oorlog in Korea is gevoerd, wekt deze indruk. Er hebben daar voornamelijk Amerikaanse troepen gevochten, de andere contingenten waren meer van symbolische betekenis. De bevelhebber was een Amerikaan (hetgeen voor de hand ligt) en de centrale bevelvoering liep via het Pentagon. De Verenigde Naties als zodanig hebben weinig invloed gehad. Dat kon ook niet anders, omdat de strijd, die in naam der UNO gevoerd werd, zich in feite richtte tegen een deel der UNO-leden.

Een ander voorbeeld is de kwestie van de toelating van communistisch China als lid. ledereen is het erover eens, dat er geen enkel formeel bezwaar kan bestaan tegen dit lidmaatschap van een organisatie waar Rusland ook deel van uitmaakt. Toch is men er nog niet in geslaagd Amerika tot toelating over te halen. Men zou het ook anders kunnen stellen; Amerika is er nog steeds in geslaagd China buiten de deur te houden.

Tot nog toe is de UNO er wel in geslaagd conflicten tussen landen van de Westerse groep te regelen. Andere conflicten, nl. met communistische landen, zijn binnen de UNO nooit tot een oplossing gebracht. De onderhandelingen over Korea en over Indo-China hebben ten siotte buiten UNOverband plaatsgevonden. Dan is er nog een groep van confiicten, waarmee de wereld maar niet de UNO te maken heeft, namelijk die tussen de communistische landen onderling. De wijze waarop deze worden geregeld, behoeven wij niet nader toe te lichten.

In dit licht bezien is de reeds door menigeen opgeworpen vraag of de UNO als zodanig wel zin heeft, nog steeds actueel. De beantwoording ervan is niet eenvoudig, maar als we ons richten op de practijk van de UNO-leden, dan kunnen wij beter constateren, dat Oost en West nog steeds prijsstelten op een organisatie, die op een goed moment toch weer als ontmoetingspunt kan worden gebruikt.

De UNO ontleent haar bestaansrecht voorts aan de werkzaamheid der nevenorganisaties. Deze doen goed en nuttig werk op een practische basis, aanvaardbaar voor de meeste landen, ofschoon ook hier een zekere afzijdigheid ten aanzien van de communistische landen moet worden geconstateerd. H. VAN VEEN

Een Zomerdag

Een langgeleden zomer. Langs de bloemenbermen van onze jonge liefde reden wij te zaam.

Fonteinen sprongen op en joegen blonde zwermen verrukkingen omhoog en naam na liefelijke naam

vloden als flonkerende vogels van mijn warme ogen,

uit struiken vol fluwelen donkers opgevlogen; en woordeloze wensen werden losgewonden

en naar je zoete wezen uitgezonden.

goudvlinders rond een bloesemende droom. Verzwegen vreugden, tussen oog en oog een stroom van fonkelingen, gingen in een blij verkeer

van groeten en ontmoetingen, over en weer. En o,’t verlangen naar de zachte strelingen niet van de lippen verborgen in een argloos woord te laten glippen

maar stil te laten glanzen van geluk

.... zeg het maar niet, breek maar niet stuk wat als een ragfijn lied er hangt te zingen

tussen ons beiden, tussen alle dingen.... Die zomerdag! En rond je ranke leden

het zachte mousselinen waas, gegleden over je eerste prille bevende groei....

en de speelse wind die om je benen woei en dan het hart vol tedere stamelingen, o liefste, allerliefste aller namelingen.

En nu na zoveel jaren zie ’k dezelfde weiden

in glans van ’t oud geluk; ’t goudgeel verblijden van deze zomerdag is jong en teer als toen. De ijle vonken van goudwespen vuren door het groen,

langs ’t wuivend gras, de bermen, vol met bloemen, te veel, te veel om ze alle te benoemen.

rij ik alleen.... en zie, we zijn weer samen, ik noem en roem je met dezelfde lieve namen; tussen de bloemen door héél de verrukte dag op reis, geef ik me aan je blauwe verten prijs

o, liefde, die ontlook, o, liefde, die ’k behield, o, immer nieuw verlangen, dat mij eindeloos bezielt. ’k Ben met je saam; van ’t allereerst vervoeren

stroom ik weer vol; van ’t schuchtere beroeren, het zoet verwarren en het overrompelend verweer,

’t bekoorlijk-tüisselend spel van keer en wederkeer, ben ik tot zingens toe vervuld en boordevol van geven buk ik mij over ’t blijde rijke leven

der bermenbloemen om ze in ’t veldboeket te binden die ik weer als weleer hier weet te vinden;

Johan Toot

bloemen en pluimen van ’t veelkleurig geurig kruid voor jou, voor jou, mijn wilde bloem, mijn bruid.