bereid? Wij praten wel veel over verdeling der armoede, maar het ook doen? Kom! Er is echter nog een tweede complicatie, die ik hier wil noemen en die van zeer ernstige aard is. Dat is het marktbedrijf. Als tomaten hier en daar gratis verdeeld worden dan zijn de Nederlanders niet meer bereid voor de andere tomaten de normale prijs te betalen. Als ik weet, dat ik ergens' in de buurt gratis tomaten kan krijgen, dan ga ik ze misschien niet halen, maar in elk geval weiger ik de hoge prijs te betalen, die de groentewinkelier vraagt. Misschien wil ik er wel wat voor betalen, maar niet zo veel. Op die wijze zouden de oogstproducten hun prijs niet meer opbrengen en zou de Nederlandse belastingbetaler er weer voor op moeten draaien! Want het gaat toch niet aan de boer of tuinder de dupe te laten worden van de voorspoedige groei van het gewas.

W. B. THOLEN MAANLANDSCHAP

De zaak is dus niet zo eenvoudig, vooral niet, omdat wij'niet bereid zijn vrijwillig eikaars lasten te dragen. Wij willen wel, dat anderen onze lasten dragen, maar zelf ook aanpakken: nee!

Nu is in het vorenstaande steeds van de gedachte uitgegaan, dat het fout is groenten te vernietigen. Maar nu moet de vraag gesteld worden: is het nu wel fout, gezien de complicaties die zich voordoen als wij tot vernietiging overgaan?

Als wij sentimenteel zijn, dan vinden wij het in elk geval verschrikkelijk. Al die mooie groenten!- En tegelijk haalt de schillen- of vuilnisman emmers en emmers brood weg bij deze sentimentele mensen. Met sentimentaliteit komen we er niet. Is er verschil tussen voedselvernietiging en beperking van het landbouwareaal? Natuurlijk is er wel verschil, al lijkt dit groter dan het is. Kunnen wij niet beter zorgen, dat er minder grond als landbouwgrond gebruikt wordt? Het verschil is hetzelfde als dat tussen voorkomen en genezen. Maar toch Is het bij landbouwproducten niet zo erg eenvoudig. Immers het ene jaar is er een overvloedige oogst, het andere jaar een schamele. Men mag zich niet baseren op de overvloedige jaren. Om nog maar niet te spreken over de spijt die wij zouden hebben, als nog eens een oorlog de wereld teistert en wij verstoken zouden zijn van de geïmporteerde levensmiddelen.

Maar er is nog een sociale reden, waarom het niet zo eenvoudig is. Onze landbouwende bevolking heeft zich ingesteld op het huidige areaal. Inkrimping daarvan betekent ontwrichting en werkloosheid.

De complicaties van marktbederf en werkloosheid zijn ernstig. In beide gevallen wordt onze boerenstand bedreigd. Dat is een bedreiging van het Nederlandse volk, omdat in het algemeen reeds alle leden lijden als een lid lijdt, maar in dit bijzondere geval het lijden nog veel directer zou zijn. Voor de oorlog was de beloning van boeren en landarbeiders gruwelijk onrechtvaardig, vergeleken met de andere takken van bestaan. 'Wij zijn het er allen over eens, dat deze situatie niet meer mag terugkeren. 'Want wij moeten ons wel voor ogen houden, dat zulke lage lonen en zulke werkloosheid betekenen: vernietiging van mensen! Dan is het nog beter groenten te vernietigen.

Conclusie: Tenzij wij als Nederlandersbelastingbetalers bereid zijn de groenten te betalen van hongerende landgenoten en buitenlanders en dus met de daad de armoede met hen willen delen, zullen wij ter wille van onze landbouwende bevolking en dus ook ter wille van ons volk als geheel, moeten berusten in de vernietiging van voedsel.

J. G. VAN DER PLOEG

Clair de Lme %

De zachte krachten die ik heb.

waarmee mijn ziel als in gebed zich moeizaam op kan richten, ontwaken nu geluiden zwichten.

De maan heeft gans het rijk alleen, met luisterrijk een diadeem van sterren rondom ’t mat gelaat.

en maakt de nacht tot dageraad. Maar ’t is of niemand weder zal ontwaken uit deze tovertuin van stilden licht, en allen nu voor eeuwig slapen

met overgave en sereen gezicht. Alle pijn en alle smart

omhoog stijgt naar het Wereld Hart dat bloedt uit vele wonden.

maar toch Zijn werk heeft goed bevonden.

Alleen de mens, zo zegt mij 7iacht,

heeft droom en luister omgebracht.

Maar de aanwezigheid van God,

ruist er van verste ster tot diepste grot.

G. Kolkman