want ons militair apparaat garandeert daardoor de vrede, dat het den mogelijken aanvaller doet terugdeinzen; deze gaat zijn zwaard omsmeden tot ploegijzer en wordt onze vreedzame buurman. Apotheose!

Wie durft ontkennen, dat debatten over de begroting in krant en op vergadering niet vaak gevoerd worden met dergelijke argumenten, waaraan, en dat is de moeilijkheid een zeker waarheidsgehalte niet ontzegd kan worden, maar die nochtans de oplossing geen stap dichterbij brengen, want na het praten zijn we weer even ver: we kunnen ons geld maar eenmaal uitgeven en hoeveel wilt u nu besteden aan militaire uitgaven, hoeveel aan onderwijs? ,

Er bestaat geen wiskundig stelsel, waarmee men waarden omrekenen kan in guldens, waarmee men kan bepalen: nationale veiligheid is ons zoveel pet. waard, onderwijs zoveel pet. En dit is geen moeilijkheid waar alleen politici mee worstelen; de huismoeder, die zich afvraagt, hoeveel van haar geld ze moet besteden aan eten, hoeveel aan een liefdadig doel en hoeveel aan Sinterklaas, worstelt met dezelfde moeilijkheid!

Ik meen, dat hier een tragische situatie van den mens openbaar wordt, want hij moet beslissen, en als hij een foute beslissing neemt, laadt hij schuld op zich, een schuld, die zich schrikkelijk kan wreken: een volk kan ten gronde gaan aan verwaarlozing van zijn militair apparaat, maar evenzeer aan nalatigheid bij de opvoeding van zijn jeugd, zo’ goed als een huismoeder onherstelbare schuld op zich laadt, als haar kind een vreugdeloze jeugd beleeft, omdat de ouders nooit eens iets wilden besteden van hun tijd en hun geld voor een onschuldig genoegen. Maar, de vraag keert weer, hoe moeten deze eisen in geld omgerekend worden? Men kan zelfs niet de belangrijkheid der waarden als uitgangspunt nemen. De vitale waarde, die ons lichamelijk welzijn betreft, is lager in rang dan b.v. de godsdienstige en toch ... voor een gelovig mens is de godsdienst het hoogste en hij is bereid hier desnoods zijn leven voor op te offeren, maar in de practijk van het leven besteedt hij meer geld aan den' bakker dan aan de kerk. Naastenliefde is hoger dan genot. Wil dat nu zeggen, dat zolang er een van zijn medemensen in nood verkeert, ik me nimmer iets extra’s mag permitteren? Ik wil maar zeggen: het waardebesef, waar een mens uit leeft, laat zich niet verhoudingsgewijs uitdrukken in centen; dat komt, omdat een onderscheid in hoedanigheden zich nietün hoeveelheden laat omzetten. Geld is een ruilmiddel en het dankt zijn geheimzinnige rol in de menselijke samenleving aan het feit, dat het bemiddelt bij het ruilen, maar als we ruilen, doen we een, voor het verstand, ondoorgrondelijke daad: we drukken in hoeveelheden uit: intensiteitsverschillen en waarde-schattingen. Niemand kan zeggen wat meer waard is, een verzenbundel of zes broden, maar soms heb ik verzen nodig, vaker brood en het geld geeft me de illusie, dat we vergelijken kunnen. Het geld is uitgedacht door ons vernuftig verstand, als middel om waarde-oordelen in kwantiteiten uit te drukken en telkens weer vergissen we ons en menen, dat het middel werkelijk uitzicht geeft op de verhoudingen. Ik bedoel hier geen economische theorie te ontwikkelen, maar wel er op te wijzen, dat deze verstands-illusie pas opgeheven wordt, als we ons dit helder duidelijk maken.

En wat wilt ge dan? zal men vragen. Kort gezegd dit: het is onze intuïtie, ons innerlijk beleven van de waarden, die ons

verstand inspireren moet bij zijn hopeloze taak orde te scheppen in deze weerbarstige materie. En deze intuïtie wordt gevoed en verlicht, waar het om de hoogste dingen gaat, door ons geloof. Dit zijn gewetenszaken! En ons geweten is fijngevoeliger en meer trefzeker, naarmate we ons openstellen voor het Evangelisch licht en pogen ach ja, pogen! daaruit te leven. Dan zullen we bij benadering weten, niet alleen wat wij als het belangrijkste achten, maar ook, hoe dat in geld uitgedrukt moet worden. De beste kans, om bij dit hachelijk werk niet al te zeer te falen, maakt de man, die ten eerste deskundig, ten tweede

belangeloos is en niet aan eigen profijt, eigen eer en gelijkhebben denkt, die luisteren kan ook naar tegenstanders, de man, in wien de zorg om het algemeen welzijn van zijn medeburgers belichaamd is; die ten derde een levend, niet abstract, weten heeft, zeg liever voelen van de waarden in hun rangorde.

Plato vroeg om wijzen, dat zij de staat zouden besturen. Cromwell heeft het met heiligen geprobeerd. Het was geen succes. Een politicus moest eigenlijk een wijze èn een heilige zijn. Dezulken zijn zeer schaars, mijne vrienden! J. G. BOMHOFF.

NOGMAALS YOUTH FOR CHRIST

Het negatieve oordeel van mej. M. N. Wessels in Tijd en Taak van 9 November, noopt mij tot tegenspraak, daar ik meen dat, met alle critiek die we kunnen hebben, wij niet zo totaal afwijzend tegenover deze beweging mogen staan. Ik ben het eens met dr. Banning, als hij er bezwaar tegen maakt, dat Youth for Christ wel zeer eenzijdig op de persoonlijke bekering van den enkeling is gericht en dat er van Christus’ heerschappij over het gehele terrein van het maatschappelijke leven niets wordt vernomen. Maar anderzijds meen ik, dat ieder mens en ook iedere beweging, een eigen roeping heeft. De roeping nu van de Youth for Christ-mensen zie ik hierin: de massa jeugd, al is het maar voor een moment, tot bezinning te brengen en voor de vraag te stellen: wil je je leven vergooien in allerlei lage vermaken, of wil je „wat anders”. Met opzet zeg ik hier nog niet: „wil je Christus”. Want het is niet waarschijnlijk, dat deze jonge vrouwen en mannen op één zo’n avond een duidelijk beeld krijgen van Christus’ wezen en werk. Maar zoveel weten zij toch wel, of liever vermoeden zij toch wel, dat het bij Hem goed is en veilig en dat het leventje, dat ze tot nog toe geleid hebben, mis was. Neen, de volheid van Christus’ heerlijkheid zullen zij op zo’n eerste avond nog niet beseffen beseffen wij hem wel geheel? en zij zullen nog veel moeten leren en verder ingeleid moeten worden. Maar hun eerste, misschien bijna instinctieve keus is goed. En daar moeten wij op doorgaan. Als wij het inderdaad ruimer hebben leren zien, dan is er maar één mogelijkheid: ons beschikbaar stellen om deze jonge mensen, die zich misschien meer a/gekeerd hebben van een zinloos leven, dan foegekeerd tot Christus, nu verder te helpen.

Beseffen we wel goed, voor welk een werkelijk „heidense” taak we staan als we dit soort massajeugd nog willen bereiken. En deze jeugd werd hier bereikt*). Nu kan men zeggen: goed, deze jeugd werd bereikt, maar was datgene, waardoor zij werd bereikt, ook werkelijk het evangelie? Dan moet ik zeggen: het was een bepaalde kant van het evangelie, waarbij ik essentiële elementen mis. Met name mis ik er in de grote oproep van het Komende Koninkrijk. En het gevaar lijkt me zeker niet denkbeeldig, dat hier een zo sterke nadruk op

') Althans een bepaald deel ervan. Naar ik meen het deel dat nog enige reminiscentie van het Christendom heeft overgehouden, hetzij oude Zondagsschooiherinneringen, hetzij datgene wat ze van vrome ouders of grootouders hoorden. De jeugd die geen enkele herinnering aan het Christendom meer heeft, de totaal „heidense” dus, wordt m.i. ook door Youth for Christ niet bereikt.

het „hiernamaals” wordt gelegd, dat de belofte van een nieuwe aarde wordt vergeten; ook de verantwoordelijkheid voor déze aarde wordt verzwakt.

Daarom geloof ik, dat een prediking als die van Youth for Christ een zeer noodzakelijke aanvulling behoeft. Daarom moeten wij in Holland verder gaan met deze jonge mensen, die een eerste keus hebben gedaan.

Ma,ar ik kan niet, ik mag niet, en ik wil niet met mijn rug naar deze beweging staan. De nood, de ontzaglijke nood van onze jeugd verbiedt het me eenvoudig.

De Youth for Christ-leiders hebben naar zij zeggen een duidelijke rpeping gehad om naar Holland te komen en hier te werken. En zij hebben die roepstem gehoor gegeven.

Hebben wij een andere, een betere roeping?

F. BOERWINKEL.

KORTE AANKONDIGING

Het mocht u anders ontgaan, daarom wijzen wij er u even op:

I. Het comité Nationale Omroep heeft een voortreffelijke brochure geschreven, waarin het de principiële gronden ontwikkelt, waarom het een integrale nationale omroep voorstaat. De brochure bevat een uitgewerkt voorstel, hoe het comité zich de organisatie van deze omroep denkt en hoe in de practijk de gang van zaken volgens zijn inzicht zou moeten gaan. Het is een waar arsenaal van argumenten geworden, dat niet nalaten zal op den onbevooroordeelden lezer diepe indruk te maken. De brochure kan besteld worden bij „Comité Nationale Omroep”, postbus 110, Amsterdam-C.

11. Er zijn twee beknopte brochures verschenen, die u kunnen oriënteren in de gedachtewisseling, die op het ogenblik gaande is tussen de Vrijzinnigen over de nieuwe koers: meedoen aan Gemeente-opbouw, ja dan neen. Prof. dr. W. Banning: De Vrijzinnig-Hervormden voor de keuze. Ds. Joh. Pvan Mullem: Naftali, onze strijd voor de materiële vrijzinnigheid. Het zijn beiden bijgewerkte referaten, gehouden op de algemene vergadering van Vrijzmnig-Hervormden te Amersfoort, 2 Juli 1946. XJitg. Van Corcum en Co. N.V., Assen 1946, prijs per stuk ƒ 0.65.

111. Bij denzelfden uitgever zijn verschenen in tweede druk: De boodschap van het Oude Testament, door prof. dr. P. A. H. de Boer.

De boodschap van het Nieuwe Testament. H(Johannes en Paulus), door prof. dr. J. N. Sevenster.

Het zijn beide beknopte, maar in hun soort voortreffelijke inleidingen tot de Bijbel, bruikbaar zowel voor zelfstudie, als om leiding te gevén bij het onderricht in de Christelijke godsdienst. Het zijn delen uit de „Roessingh-reeks”. "We voegen dit eraan toe om den vreemdeling in het kerkelijk Jeruzalem van Nederland er op te wijzen, welke geloofsrichting hier aan ’t woord is.

De prijs is van elk deeltje afzonderlijk ƒ 1.90 ing-. ƒ2.85 gebonden.