■ I !■ I lllclll

„Het Volk" veertig jaar

Geheel zeker ben ik er niet van, maar waarschijnlijk ben ik veertig jaar abonné van ~Het Volk”. Van een klein dagblad, dat er uiterlijk niet bijzonder fraai uitzag, is het een groot blad geworden, dat tot de beste behoort, wat papier, druk en illustraties betreft. Aanvankelijk was het alleen een strijdorgaan, thans is het ook een nieuwsblad. De moderne krant geeft berichten en beschouwingen over alle terreinen van het leven, en zij geeft daarbij ook raad en voorlichting. Men leest erin over de nieuwste modesnufjes, de meest gezonde leefwijze, de behandeling van honden en katten, de aangifte voor belastingen, de behandeling van eeltknobbels, de verzorging van kamerplanten enz., enz. Zij leidt ons als gids rond op het voetbalveld en in de wereld van muziek, toneelspel, film; zij vestigt onze aandacht op wetenschap, kunst, kerk en godsdienst, op de verschijnselen van markt en beurs; een groot deel van haar Inhoud wordt in beslag genomen door politieke en oeconomische vraagstukken, die ons zo sterk bezighouden. Maar ook de kinderen worden niet vergeten; de krant richt zich tot hen met verhaaltjes, raadseltjes en versjes; een oom of tante in de redactie houdt het record van het grootste aantal neefjes en nichtjes.

Zo doet een krant al meer denken aan een geestelijk warenhuis. Er is te veel; men staat hier en daar eens even stil, maar het komt niet tot ernstig bezien, onderzoeken en keuren. Niets gebeurt sneller en vluchtiger dan krantenlectuur. Zo heeft „Het Volk” in de laatste jaren en in de grote uitgave veel meer lezers gekregen, maar daarbij aan gezette aandacht verloren. Het is merkwaardig, dat het hoofdartikel in „Het Volk” van de voorste bladzijde en uit de eerste kolommen al verder naar achteren verhuisd is, terwijl een opzienbarende gruweldaad, die meer te rillen dan te denken geeft, steeds de hoofdplaats krijigt en er voor de meest belangrijke Kamerzitting lang niet zoveel plaats is als voor de voetbal- en andere wedstrijden van de Zondag. Men zegt vaak, dat de krant de publieke opinie maakt, maar het omgekeerde is ook het geval; de krant richt zich naar de publieke opinie, belangstelling en smaak. Ze kan dit niet geheel nalaten, wanneer ze althans als nieuwsblad wil concurreren.

Van een krant geldt als van den mens, dat zij in haar jonge jaren vuriger en ook overmoediger, levendiger en feller is dan op latere leeftijd. De krant is veranderd met de beweging; ze deed vroeger wel denken aan een waterval en nu evenals de beweging meer aan een krachtige maar regelmatige stroom. Hetzelfde kan men ook opmerken bij de leiders der arbeidersbeweging. Het dagblad is steeds de tribune geweest, vanwaar zij spraken. ~Het Volk” heeft redacteuren van grote bekwaamheid, rijke kennis en bruisende geest gehad. In voornaamheid van stijl stonden Tak en Ankersmit zeer hoog; bij Vliegen viel steeds de krachtige, scherpe blik op; Troelstra was de man van het socialistische temperament en de politieke strategie. Wij willen niet de vele anderen noemen, wier artikels een beter lot verdienden dan het papier, waarop ze gedrukt waren. Sommige zijn gebundeld en herdrukt.

Wij bedoelen echter allerminst de jarige en haar tegenwoordige redactiestaf onaangenaam te zijn. Menig artikel uit en dient de socialistische geest voortreffelijk. Men verlangt soms naar een kleine editie van ~Het Volk” zonder de artikels, die in ieder andere krant ook ge-

plaatst zouden kunnen worden. Het onoverkomelijke bezwaar is, dat men naast een socialistisch strijdorgaan toch ook behoefte heeft aan een nieuwsblad, wel te onderscheiden van een nieuwtjesblad. Dat kunnen de meesten echter niet betalen. Het grote succes in abonnementental is alleen mogelijk geweest door de tegenwoordige uitgave. Ook is niets zozeer een onderwerp van critiek als de krant voor zijn lezers. Vroeger hoorde op de Congressen de redactie bij een zeldzaam woord van waardering en dankbaarheid een orkaan van critische opmerkingen. De redactie liet echter die storm over zich heen gaan en ging rustig haar gang. Zo ging het ook met ~Het Volk” reeds in de eerste jaren. Wij waarderen het in ..Het Volk” en zijn tegenwoordigen hoofdredacteur zeer, dat zij meermalen wijzen op de betekenis van zedelijke waarden en voorwaarden voor de socialistische strijd en zijn overwinning.

Van harte wensen wij den veertigjare geluk met de hoop, dat het hem gelukken moge, steeds meerdere lezers ontvankelijk te maken voor het grote nieuws, dat het kapitalisme plaats moet maken voor het socialisme.

De millioenenstroom

Wanneer men bedenkt, dat de invoering van staatspensioen zelfs in jaren van welvaart wegens financiële bezwaren afgewezen werd, dat iedere poging, om de leeriingenschaal binnen redelijke en opvoedkundige grenzen terug te brengen, kortaf terzijde gesteld werd met een: Er is geen geld voor!, dan staat men verbaasd over de millioenenstroom, die de regering thans loslaat in verband met het oorlogsgevaar. De minister van binnenlandse zaken vraagt vijf millioen aan voor afvoer-burgerbevolking, de ontruiming dus van de gebieden, waar de oorlog gevoerd wordt of dreigt gevoerd te worden. De regering zal dan moeten zorgen voor de huisvesting van het grootste deel der weggeleiden en tevens voor hun dagelijkse levensonderhoud, althans in de eerste tijd. Het is zeker nodig, dat alle maatregelen genomen worden, om de tienduizenden te helpen, die in het geval van oorlog hun woonplaats zullen moeten verlaten en naar veiliger streken vluchten. Het is evenzeer van belang, dat die „afvoer” zo ordelijk en snel mogelijk plaats heeft en daarvoor tijdig maatregelen genomen worden.

Maar de regering is ook gekomen met het ..slagkruiserplan”, waarover de volgende week de Indische Volksraad advies zal uitbrengen. Het plan omvat drie slagkruisers met een erbij horende vloot van kleine schepen en vliegboten, verbetering der vlootbasis enz. Het gaat om een bedrag van bijna 300 millioen; de jaarlijkse exploitatiekosten voor het gehele vlootplan zullen 16i millioen bedragen. De eerste kruiser zal in Mei ’44 gereed zijn voor zijn eerste proeftocht; de indienststelling is bepaald op 1 Dec. ’44.

Zelfs wanneer men staat op het standpunt, dat men voor de militaire landsverdediging grote offers moet brengen, mag men toch wel ernstig vragen, of deze vlootversterking niet tot een al te erge financiële verzwakking zal leiden. Ook zijn niet alie marinedeskundigen overtuigd van de grote waarde dezer drijvende forten. In de vorige oorlog zijn zij weinig gebruikt en ook thans, hoewel de oorlog vooral ter zee gevoerd wordt, schijnen de oorlogvoerenden meer bekommerd te zijn over het behoud dier schepen, dan dat zij ermee strijden.

De strijd, wordt vooral gevoerd met de kleinere oorlogsschepen, de duikboten en vooral ook de vliegtuigen. De millioenenstroom voor defensie betekent ook een jarenlange stroom van zware lasten; voor sociale voorziening van allerlei aard, voor het werk van ontwikkeiing, voor de zorg der volksgezondheid zal lange tijd geen of veel te weinig geld zijn. Voor directe verdediging baat het kruiserplan ons niet; eerst tegen ’45 zal immers het eerste schip in dienst genomen worden.

Het slagkruiserplan dreigt een nieuwe slag toe te brengen aan onze welvaart en een kruis te worden voor het vele hervormingswerk, dat na de oorlog aangevat zal moeten worden.

De vis wordt duur betaald

Telkens worden onze vissersschepen door Duitse vliegtuigen gebombardeerd en beschoten, ook al kan een blinde onze nationale driekleur zien, die op het dek en de wanden der schepen geverfd zijn. Vis kan toch niet tot de contrabande gerekend worden; misschien gaat een deel der vis wel uit IJmuiden naar Duitsland. Men begrijpt niet, welk militair doel Duitsland met deze aanvallen op onze vissersschepen najaagt. Er is veel in de oorlog, dat denken doet aan redeloze en nutteloze verwoesting. Het is mogelijk, dat uit vliegtuigen schepen niet te onderscheiden zijn, vooral de kleine schepen niet. Maar dat moest een reden zijn, om voorzichtig te zijn met zijn bommen en kogels. Juist omdat de schepen op de grote zee klein zijn, worden ze dikwijls niet geraakt; de meeste bommen vallen in het water. Toch hebben deze barbaarse aanvallen uit de lucht reeds meerdere vissers het leven gekost. Op zijn best kunnen zij in een boot zich trachten te redden in de hoop, de wal te bereiken of door een ander schip opgepikt te worden. Het moet vreselijk zijn in een kleine, open boot vaak dagenlang rond te zwalken op de zee, voortdurend door de dood bedreigd, ten slotte uitgeput van moeheid, soms zelfs stervend door honger en dorst. Zo ging het een deel van de bemanning van de Protinus. Bij de aanval door een Duits vliegtuig ging hun schip verloren en werden twee man gedood. De anderen gingen in de reddingsboot. Die bleek bij het strijken slecht in orde te zijn. De proppen voor de spuigaten waren zoek. De katrollen der boot werkten niet, zodat ze neerplofte en half vol water liep. Het drinkwater was brak, de scheepsbeschuiten muf, de dollen en riemen rot. Twee man bezweken onderweg van ellende. De anderen werden na veel lijden en angst door een Engelse duikboot opgenomen.

Is er dan geen wettelijk toezicht op de reddingsmiddelen aan boord? Zijn rederij, inspectie of gezagvoerder, die zich zo weinig bekommeren om de veiligheid der mannen, niet strafschuldig? Als het materiaal van stellingen niet in orde is en er gebeurt daardoor een ongeluk, dan moet de aannemer van het werk voor den rechter verschijnen.

Het varen der vissers is thans bijzonder gevaarlijk door mijnen, torpedo’s, bommen en mitrailleurskogels. De radio stuurt geen weerberichten meer uit en waarschuwt niet voor een naderende storm. Op een vergadering van de Ned. Vissersbond, waarvan de kleine kustvissers de leden zijn, klaagde men, dat het thans bijna niet mogelijk is, zich op zee te oriënteren. Er liggen wel enige tonnen, maar die zijn ’s nachts niet te zien. De schepen moeten vaak dwars door de mijnenvelden heen. De noodzaak, om brood voor hun gezinnen te verdienen, de hogere lonen en een zekere gewenning aan grote gevaren doet de vissers nog de zee ingaan. Er mag echter geëist worden, dat hun werkgevers dan ook alles doen, om hen te beveiligen en het is meer dan een schande, het is een misdaad, als zij hun schepen uitzenden met reddingsboten, die maar weinig kans op redding geven.

Strenge maatregelen zijn nodig, dat die kans op redding met de daarvoor nodige middelen zo igoed en groot mogelijk is.

De vis wordt duur betaald, maar het leven der vissers is meer waard dan de winst der rederijen.

J. A. BRUINS