Nieuws van overal

De aanslag te München

Men herinnert zich, dat Cordell Huil geen aanleiding vond Hitler geluk te wensen bij de mislukte aanslag. Daartegenover valt het op, dat Mgr. Orsenigo, apostolisch nuntius te Berlijn den Führer op de 10e November gelukwenste, niet alleen namens het corps diplomatique (katholieke pers van Nederland) maar ook persoonlijke gelukwensen overbracht van den Paus.

Wondere wereld der kerkelijke diplomatie.

Duitse kerkschatten

De Bisschopsconferentie, door den Bisschep van Berlijn bijeengeroepen, kwam totaal onverwacht (eens in het jaar vergaderen de Duitse bisschoppen te Fulda). Echter was de Berlijnse bisschep bij minister Funk geroepen, die verlangd had, dat de kerk aan de N.S.- staat een gift in goud zou schenken en dit aan de gelovigen zou meedelen. Dr. Funk verlangde de helft van alle edelstenen en kostbaarheden der katholieke kerk. De Bisschep van Berlijn had dit verzoek geweigerd en werd daarop driemaal opgeroepen aan het Wirtschaftsministerium. Aangezien hij geen enkele keer verschenen was. drongen Gestapobeambten in het bisschoppelijk paleis binnen en dreigden met zware vergeldingsmaatregelen, als de gewenste herderlijke brief niet geschreven en bekend gemaakt werd. Nu zijn de Duitse bisschoppen bijeengeroepen.

Versomberd toekomstbeeld

Ook Duitsers zien het gevaar voor hun land in de wereldopinie, als deze wrede oorlog duren blijft; het scherpst natuurlijk de emigranten. Maar juist lijkt, wat een hunner schreef:

„Vandaag leest men in de kranten, dat men de Poolse krijgsgevangenen in Polen zo behandelt, dat duizenden van hen aan honger en koude sterven. Men kan veel van deze droeve berichten lezen. En omdat men bij dergelijke gruweldaden, waaraan ook Duitsers in ondergeschikte rollen meewerken, nooit leest van verzet en niets vernomen wordt van een protest van hogere diplomaten of militairen, wint buiten Duitsland de stelling veld, dat Hitler geen tyran van het Duitse volk is, maar de aangepaste regeerder; hoe langer, hoe meer gaat men ook alle Duitsers aansprakelijk stellen voor de gruweldaden van het Nationaal-Socialisme.

Als men daaraan denkt, kan men slechts huiverend aan de dag der wraak denken, die eenmaal onafwendbaar komen moet. Wat moet er met de Baltische Duitsers geschieden, als de Poolse boeren ooit terugkomen? Als alles zo doorgaat, stapelt zich materiaal op voor een oordeelsdag der wereldgeschiedenis, zoals men nog nooit beleefd heeft.

De stemming in Engeland wijzigt zich

Sinds het begin van September aldus een blijkbaar goed geïnformeerd kenner van Engeland in de Tijd (1 Dec.) wijzigt zich de stemming in Engeland jegens Duitsland voortdurend. Aanvankelijk was men het eens met de regering tegen het ..Hitlerisme”, vóór het Duitse volk. De pers echter had de verwachting op weerstand in Duitsland zelf te hoog opgevoerd. En toen men hoorde van verzet in Bohemen en in Oostenrijk, maar niet en nooit in Duitsland, sloeg de stemming om. Daarenboven in tijden van massale eenheid zwijgt de oppositie, die wel aanwezig, pas later stem krijgt. Wie durfde in de allereerste dagen na München protesteren? Zo ook krijgt nu in Engeland de opvatting steeds meer stem, dat Duitsland en Hitlerisme eender is. Overigens kan men zich afvragen, of de pro-Duitse stemming in Engeland wel ooit in de laatste kwart-eeuw sterk geweest is. De vraag is daarom gerechtvaardigd, omdat een antwoord niet zo vanzelfsprekend is, wijl de geweldige Duitse propaganda het uitzicht op wat diep in het volk leefde, belemmerd

heeft. Dit is nu uit! De felle aanvallen, die Duitsland richt op Britse leiders, o.a. op Winston Churchill, maar ook op het Engels karakter, de scherpe vorm van duikboot- en mijnenoorlog, wekken algemene verbittering. De spijt over VersaUles is nu niet meer, dat het te hard, maar dat het te zacht was. De samenhang tussen Hitlerisme en het Duitse volk wordt nu gezien in deze richting, dat het Duitse volk Hitler zal blijven steunen, zolang het gelooft, dat hij zijn plannen verwerkelijken kan en dat het dit Nazi-régime pas zal verwerpen, wanneer het duidelijk wordt, dat het Duitsland naar de afgrond voert.

Nu zal het Britse volk in zijn geheel nog wel een regering steunen, die aan het Duitse volk geen verbitterende vredesvoorwaarden op zou leggen, maar het laat zich aanzien, dat, mocht de oorlog veel langer duren, dat de afrekening evenredig zwaarder zal worden.

VersaUles is graadmeter der stemming ten opzichte van Duitsland. En dat men het nu hoe langer hoe meer verdedigt, bewijst, dat de antipathie tegen Duitschland toeneemt en dat ons een nieuw VersaUles wacht.

Onbekende martelaars

De Kardinaal van Polen, Mgr. Hlund, heeft op de avond van 2 November (Allerzielen) een rede gehouden, waarin hij ook herinnerde aan martelaren van deze tijd, offeranden van een gewapende macht, terwijl ze zelf geen wapens droegen

„Wie waren deze martelaars? Latere geslachten zullen het nauwelijks geloven, want wij zelf kunnen het bijna niet geloven, als we niet ooggetuigen van al deze gebeurtenissen geweest waren. Het waren zuigelingen op de arm van hun moeder, kleine kinderen, schoolkinderen, studenten, jonge meisjes, vrouwen, grijsaards, zieken en gewonden; het waren ziekenverpleegsters, kloosterlingen, artsen, priesters, enz.

Hoe zijn ze gevallen! Ze werden neergemaaid door machinegeweren, ze werden verpletterd onder neerstortende huizen, ze vonden een ontzettende dood in brandende gejbouwen.

Ze stierven op straat, op pleinen en markten, op de wegen van het platteland, waarheen ze gevlucht waren, in de sloten langs de weg, in de spoorwagons van de evacueringsdienst, in wagens, in auto’s, in kinderbewaarscholen, in hospitalen, die verwoest werden.

De namen van hen, die gevallen zijn op de weg van Posen naar Pinsk, van Puch naar Zalesczyki, van Krakau tot Wilna zullen wel nooit opgetekend worden in het boek der martelaren. De graven en kerkhoven van deze martelaren der burgerbevolking liggen dicht gezaaid over het Poolse land.”

Duitsland en Spanje

In de Revue des deux mondes schrijft Henri Massis over dit onderwerp. Men kent dezen schrijver als den auteur van het, een ogenblik beroemde, boek „Verdediging van Het Westen”. Scherp gekant tegen elke vorm van Germaanse cultuur hoort hij tot die groep van zuidelijke schrijvers, die graag Christendom en Latijnse geest vereenzelvigen.

De sympathie voor de Duitse geest, aldus Massis, heerste in Spanje aUeen bij linksgerichte intellectuelen. Daar stond men open voor ideeën van „pangermanisten als Spengler en Keyserling”, en dan waren er nog de Phalangisten. Hierover was Massis niet gerust en in een interview polst hij Franco.

Deze zegt: „Wij hebben Duitslands hulp met klinkende munt betaald en zijn niemand iets schuldig. Aan besmetting door het nazisme” gelooft Franco niet. De ras-mystiek verklaart hij door gebrek aan godsdienstige eenheid in Spanje, „maar wij hier in Spanje zijn Katholiek.”

Hieruit verklaart Massis, dat Pius XI het totalitarisme van Franco zowel als van Salazar kan aanvaarden, temeer, omdat deze een grotere eerbied zeggen te hebben voor de

eigen waarde der menselijke persoonlijkheid.

In dit verband is merkwaardig, dat toen eenmaal het verdrag Duitsland-Rusland ondertekend was, de Spaanse regering niet langer wilde aanzien, dat Duitse staatsburgers belangrijke posten bekleedden in de Spaanse mijnen en industrie.

Uit de praktijk der volksverhuizing

In Wenen zijn de laatste tijd weer felle acties tegen de Joden en tegen de Roomse geestelijkheid ingezet. 60.000 Joden uit Oostenrijk hebben orders ontvangen zich gereed te houden voor het transport naar Polen. Op de 20e October verliet het eerste transport Wenen, bestaande hoofdzakelijk uit Joden met academische vorming. Op de 26e October bereikte het transport Jaroslau. Van de ruim 1000 verbannenen zijn in de eerste nachten ongeveer 680 mannen naar Rusland gevlucht, nadat zij dagmarsen van 45 km. in de sneeuw hadden af gelegd. Het barakkenkamp in Jaroslau moest bereikt worden met 50 kg. aan werktuigen op de schouders geladen door hoge sneeuw en moerassig land.

In Lublin, het grootste Jodencentrum, is de bevolking nu ondergebracht in verschillende kampen, met prikkeldraad afgezet. Omtrent 1 April zullen zich aldaar 150.000 Joden uit het protectoraat bevinden, 30.000 uit Posen en Oost-Pruisen, 65.000 uit Wenen, 240.000 uit Duitsland zelf. De toestand is zo wanhopig, dat vele Joden aan zelfmoord de voorkeur geven.

De verhuizing van Estland-Duitsers is voor dit jaar beëindigd. Van de omtrent 16.000 zijn er 12.000 verhuisd. De overigen moeten eerst hun goederen liquideren en gaan na Nieuwjaar en dan zijn er nog, die voor goed blijven. Vooral de laatste transporten gingen met grote moeilijkheden gepaard: voor een bepaald schip waren er 800 aangewezen, maar slechts 318 hebben zich ingescheept. De berichten uit Danzig waren zeer ongunstig geweest omtrent de toekomst in de Heimat. Ook was de terugkeer ongunstig beïnvloed door het feit, dat achteraf bleek, dat het transport voor eigen rekening kwam en afgetrokken werd van de vergoeding voor het achtergelaten eigendom.

Het oliefront

Dat petroleum en benzine een belangrijke, misschien beslissende rol in de oorlogvoering spelen, is welbekend. In de „Sozialistische Warte” van 23 Nov. 1939 berekent Fritz Kempf, hoe op dit front Duitsland er voor staat.

In 1937 verbruikte Duitsland 5.2, in 1938 ongeveer 7.5 millioen ton olie (spiritus uit aardappelen en synthetisch bereide benzine mee inbegrepen), in welke hoeveelheid een zekere voorraadvorming voor de komende oorlog was besloten. De schattingen van de in ooriogstijd nodige hoeveelheid wisselen tussen 13 en 40 millioen ton.

Neemt men de cijfers van de eigen productie der laatste jaren (de dure synthetische benzine mee inbegrepen), dan komt men tot een cijfer van 3.4 millioen ton per jaar. Dit cijfer is wel te vermeerderen met de oliebronnen die het Derde Rijk veroverde in Tsjechoslowakije en Oostenrijk, maar de opbrengst daarvan was steeds minder dan voor het eigen gebruik nodig was. Het vroegere Polen produceerde jaarlijks i millioen ton maar de gebieden dezer bronnen zijn voornamelijk door Rusland bezet. Neemt men de cijfers voor Duitsland zo gunstig mogelijk, en rekent men dat geen sabotage in de veroverde gebieden de bronnen verstoort, dan is de maximum-hoeveelheid per jaar 4.4 millioen ton.

En de behoefte per jaar wordt geschat op 13—40 millioen ton.

Zonder belangrijke invoer van olie kan Duitsland geen oorlog volhouden.

Of Rusland en Roemenië (de dichtstbij gelegen landen) de nodige hoeveelheid zullen leveren? Men heeft reeds vernomen dat Rusland de eigen voorraden niet wil afstaan, en als tussenfiguur voor de Roemeense olie zal optreden. In elk geval is Duitsland aan het oliefront in een zeer ongunstige positie.