DE MAAIER

Wie zal de maaier zijn, die oogst van jaren Voert naar de veiligheid van eigen huis, Alsof geen moeiten te overwinnen waren. Geen stormwind brak het rustig riet-geruisch?

Over ons gaat de drift van ’t felle leven; ’t Bestaan vergroeide om enkel spijs en drank, ’t Had niets dan dooden strijd aan ons te geven, In de verwording zelf al zwak en krank.

Wie zal nu maaien, waar wellicht gezaaid is; Wie zal nu oogsten wat is rijp – gegroeid; Wie zal bedwingen wat nu opgelaaid is; Wie nog aanschouwen ’t schoon, dat is ontbloeid ?

Of is er niets der wereld meer gebleven; Viel alles in den strijd om ’t waard’loos geld. Waarvoor de duizenden hun leven geven. Dat reeds vervloekt is als het wordt geteld?

Wie is het, die de menséhen laat hervinden Schoonheid, die over ’t leven zegeviert. Die ziende maakt de doel-verloren blinden. Die eigen leven naar zijn wil bestiert ?

Het zal een dichter zijn, uit verre dreven Gekomen, diep-deemoedig en zóó trotsch. Dat hij zich zelf weg-schenken kan en leven Ontbloeien laat uit zielen hard als rots;

Een dichter, die verwekt, wat, weg-geschonken Aan duizenden, een wereld lichter maakt; Die hier, in schoonheids klaren droom verzonken. Met zacht gebaar het ver gestarnte aanraakt.

Jan J. Zeldenthuis

Een belangrijke konferenfie

A an het eind van Mei hield het Nederlandsch Jeugdleiders Instituut zijn achtste landelijke konferentie op Woudschoten te Zeist. De achtste konferentie voor jeugdleiders van verschillende richtingen. Bijna zouden we alle richtingen mogen schrijven, want er waren zoowel Roomskatholieken, orthodoxe en vrijzinnige protestanten, joden, sociaal-democraten als niet-bestempelde lieden. Wellicht dat sommige lezers een wrevelig gevoel krijgen bij deze opsomming en denken: „daar heb je ons Hollands sektarisme weer; dat alle mensen in vakken deelt”.

Maar deze lezers hebben het dan toch een beetje mis. Want de mensen worden . , . , , , '-AAOV.XX v¥ V,/X VA .IA met ingedeeld, maar z y n verschillend. Het heeft een tijd lang tot de goede smaak gehoord, om ~net te doen alsof” alle mensen TVT„+, ,„T1 i gelijk waren. Natuurlik „had” men wel verschillende levensovertuigingen, maar dat kwam op de tweede plaats. Wanneer men veel met mensen van 4. x. 4. 4,4., 4. allerlei slag omgaat en het geluk heeft dat die omgang plaats vindt op het terrein der opvoeding, die nu eenmaal altijd vanuit

levensbeginsel geschiedt, dan beseft men hoe onjuist, hoe would be, hoe kunstmatig de bovengenoemde houding is. Want wil het zin hebben om de vorming van een eenheid na te streven, dan dient men van de realiteit uit te gaan. En deze is niet anders dan boven omschreven. Een orthodox Protestant leeft in een geheel andere geesteswereld dan een Rooms katholiek of een sociaal-democraat. En dit maakt, dat zij allen de gewone materiële wereld ook geheel verschillend zien. Het heeft geen zin te zeggen, dat die toch één en dezelfde is, als het feit bestaat dat men haar verschillend ervaart. Zoals men allen tezamen naar één en dezelfde voordracht kan luisteren en haar volmaakt verschillend kan verstaan.

Een eigenaardig voorbeeld van dit laatste beleefden we op de N.J.1.-konferentie, waar het onderwerp: „De jeugd van deze tijd” aan de orde was gesteld. Toornstra, de sociaal-democraat, opende de rij van sprekers met een inleiding over: „De invloed van de tijdsomstandigheden op de mentaliteit der rijpere jeugd”. Hij had

daarin een duidelik beeld gegeven van de grote materiële nood waarin tienduizenden jonge mensen in ons land verkeren, en hij had er met alle nadruk op gewezen, dat dit de mogelikheid tot geestelike ontplooiing belemmerde.

Een orthodox-christelike co-referente, zelf een open jong mens van deze tijd, wees deze houding af, omdat h.i. het menselik geluk niet uitsluitend afhangt van het materiële, maar door het geestelike bepaald wordt. Hoe duidelik dus de eerste inleider ook had gezegd, dat het hem om het behoud van geestelike waarden ging, zij had eerlik het tegenovergestelde verstaan (voor de eerlikheid van de spreekster kan ik instaan).

Omgekeerd meende de sociaal-demokraat later in zijn repliek, dat hij het insigne van de christelike jeugdorganisatie de driehoek voorstellende de lichamelike, verstandelike en zedelike ontwikkeling; gevat in de cirkel als symbool van de eeuwigheid wel kon laten kloppen met de statuten der A.J.C.

Ik moest bij deze uitspraak denken aan een debat op de onlangs gehouden volkseenheid-konferentie voor studenten van allerlei richting, waar een sociaal-demokraat zo en passant de christelike liefde rangschikte onder Freud’s eros-begrip. Hetgeen niet ten onrechte —■ een daverend gelach in de christelike hoek veroorzaakte.

Misschien is dat voorlopig wel de grootste waarde van dergelijke gemengde bijeenkomsten, dat men ervaart hoe moeilik het is, om eikaars bedoelingen wezenlik te vatten. Hoe zullen we ooit kunnen samenwerken in dienst van het geheel, laten we voorlopig zeggen van de Nederlandse volksgemeenschap, als we eikaars taal niet eens verstaan?

Om maar te zwijgen van het feit, dat de meerderheid van onze „volksgenoten” er nog niet eens achter is, dat we verschillende talen” spreken.

Geven we er ons wel voldoende rekenschap van hoe sterk de w i 1 tot begrijpen moet zijn, wil er ooit van enig werkelik verstaan en dus van enige werkelike samenwerking, sprake zijn? Is die sterke wil in onze kring aanwezig?

WILLY HARTTORFF.

Boekbespreking

Etsu Sugimoto. De levensroman van een Japansche prinses. Vertaald door J. E. Kuiper. Uitgegeven door J. M. Meulenhoff, Amsterdam.

geschreven door een afstammeling van een oud Japansch heldengeslacht; men leert er de Samuraï-opvattingen uit kennen en leeft er mee met het opgroeiend dochtertje van een der aanzienlijkste edellieden van het oude Japan, dat Westersche ideeën in zich opneemt, Christinne wordt, maar de eerbiedwaardige gedachten en gewoonten van ba gr voorgeslacht blijft liefhebben, De verhalen uit haar leven zijn op ongekunstelde, ontroerende en steeds boeiende wijze beschrestrcngG en voorname levenshouding; deze oude Japansche ideeën-wereld glanst ondanks al de voorbeheerschtheid en schijnbare on^ndoenlijkheid van een zachte, liefelijke beminnelijk-

Het boek teekent ons de overgang van een feotijdperk naar een moderne maatschappij, duldelijk gemaakt door de ervaringen van een van opvattingen zich vrij worstelende prinses. Het is een wondermooi boek, dat ons telkenmale ontroert, dat vol fijne verrassingen en bekoorlijke vertellingen is en een blik doet slaan in een edele vrouwenziel, die van zoo geheel andere dmggn vervuld is ais die der westersche vrouwen, en die ons toch zoo verwant is en nabij schijnt, joh. t.