Deze uitspraak vindt bevestiging in gegevens omtrent Amsterdam.
In het laatst verschenen Statistisch Jaarboek der Gemeente Amsterdam komt een tabel voor waarin zijn vermeld de aantallen aanslagen in de Personeele Belasting. Deze aantallen volgen hieronder waarbij dan is vermeld, hoeveel woningen bij den aanvang van het jaar aanwezig waren, alsmede het verschil tusschen het aantal aanslagen en den woningvoorraad.
1) De cijfers omtrent de aanslagen in 1933 en 1934 zijn welwillend beschikbaar gesteld door het Gem. Bureau van Statistiek.
Duidelijk blijkt hier dat aan de hand van de aanslagen der Personeele Belasting niet de woningvoorraad kan worden vastgesteld. Het verschil is tusschen 1928 en 1934 sterk verminderd. Dit is geheel in overeenstemming met hetgeen hierboven reeds is gezegd, nl. dat in de belastinggegevens niet begrepen zijn de woningen met huren beneden de grens waarvoor belasting wordt geheven, want het aantal van deze woningen is te Amsterdam gedaald in ongeveer gelijk mate als het bovenbedoelde verschil. De huurgrens, waar beneden te Amsterdam geen Personeele Belasting wordt gehe-
Herhaaldelijk zijn pogingen aangewend om aan de hand van de aanslagen naar de inkomengroepen de woningbehoefte in de verschillende huurgroepen vast te stellen. Deze pogingen moeten alle als mislukt worden beschouwd.
Jaar Aantal Aantal wonin aanslagen ') gen op V erschil 1 Januari 1928 126.873 189.254 62.381 1929 136.105 191.675 55.570 1930 145.252 196.080 50.828 1931 153.112 200.867 47.755 1932 159.911 204.561 44.650 1933 164.276 206.949 44.673 1934 168.294 209.404 41.110
Belastingjaar Aantal aanslagen Aantal bewoonde woningen op 1 Januari 1928/1929 232.738 188.856 1929/1930 242.435 192.345 1930/1931 251.466 196.011 1931/1932 248.463 199.509 1932/1933 233:826 201.636 1933/1934 216.104 204.144
Het is weer het bovenbedoeld Statistisch Jaarboek hetwelk de noodige gegevens verschaft. Hier volgen allereerst de cijfers omtrent de aanslagen en het aantal bewoonde woningen op 1 Januari.
Uit deze cijfers blijkt in de eerste plaats dat het aantal aangeslagenen sedert 1930/1931 sterk is afgenomen tegenover een toeneming van het aantal bewoonde woningen. In de tweede plaats blijkt dat het aantal aangeslagenen veel grooter is dan het aantal bewoonde woningen. Twee factoren spelen hier een rol, nl. de groote werkloosheid waardoor vele duizenden gezinnen buiten de belasting vallen, maar die niettemin toch een woning noodig hebben en daarnaast, dat bij de aangeslagenen tal van ongehuwden zijn, die geen woning noodig hebben.
Omtrent dit laatste verstrekte het Gemeentelijk Bureau van Statistiek zeer belangwekkende gegevens. Van deze gegevens wil ik de hiervolgende vermelden.
ven is fl. 245.—. En nu bedroeg het aantal woningen met huren beneden fl. 250. per jaar op 1 Januari 1934 in totaal 41.344, dat is nagenoeg gelijk aan het verschil tusschen het aantal aanslagen en den totalen woningvoorraad.
Zuiver inkomen Aantal aangeslagenen Hiervan ongehuwd Gehuwden, dus vermoedelijk woningbehoevenden Van ƒ 800.- tot beneden ƒ 1000.— 34.297 30.124 4.173 „ 1000.— 1200.— 26.241 16.406 9,835 ~ 12UU.— 1400.— 24.526 11.269 13.257 „ 1400. .. „ „ 1600. 23.135 7.882 15.253 „ 1600. lBoo. 4.827 14.685 ~ lSOu.‘—■ .. ~ ~ 2000. 19.179 4.014 15 165 ~ 20ÜÜ.'—■ 3000.— 40.475 8.283 32.192 M Juuu.^— .. .t ~ 'looo.^ 12.439 2.572 9 867 ~ 4000. .. „ „ 5000. 5 518 980 4.538 „ 5000. „ 10000.— 7.474 1.384 6 090 „ 10.000. en hooger 3.308 575 2.733 Tot a a 1 216.104 88.316 127.788
Merkwaardig is voorts nog dat het verschil hetwelk ik hierboven voor Tilburg constateerde en het voor Amsterdam vaststaande verschil in beide gevallen rond 20% bedraagt.
Thans iets omtrent de al of niet bruikbaarheid van de gegevens omtrent de Rijksinkomstenbelasting.
Uit het vorenstaande valt af te leiden dat er behalve de gehuwde aangeslagenen nog vele woningbehoevenden zijn, dus ongehuwden, want het aantal bewoonde woningen is belangrijk grooter dan het aantal aangeslagen gehuwden. Het zou evenwel volkomen onjuist zijn alle ongehuwde aangeslagenen als woningbehoevend te tellen, want daardoor zou, vooral in de laagste inkomengroepen, de woningbehoefte veel te hoog worden aangenomen.
Ten slotte worden nog tal van woningen bewoond door alleenlevenden, die niet in de inkomstenbelasting