op het eerste hoofdstuk der Rijksbegrooting heeft de Regeering medegedeeld dat het in haar bedoeling ligt de rente der woningbouwvoorschotten te verlagen. Hiertoe zal worden overgegaan, zoodra de aangekondigde wijziging van de Woningwet tot stand zal zijn gekomen.

Dezer dagen is ook het wetsontwerp tot wijziging der Woningwet verschenen, waarbij de Regeering met betrekking tot het totstandkomen en de exploitatie van vereenigings- en gemeentewoningen uitgebreide bevoegdheden vraagt.

De plannen der Regeering hebben de voortdurende aandacht van het bestuur van den Nationalen Woningraad. In het volgend nummer hopen wij omtrent het standpunt van den Woningraad nadere mededeelingen te doen.

10 November 1933 J. B.

RENTEVOET

De gemeente Lisse heeft een geldleening gesloten bij een verzekeringsmaatschappij voor den bouw van 10 woningen ter vervanging van krotwoningen. De woningen zullen door de woningbouwvereeniging „Volksbelang” worden geëxploiteerd. De rente voor het kapitaal bedraagt 4;! %, de koers werd gesteld op 98.

BIJEENKOMSTEN

Maandag 23 October 1.1. hield de Secretaris van den Nationalen Woningraad voor de leden van de Algemeene Coöperatieve Woningvereeniging te 's Gravenhage een inleiding over het onderwerp „De woningbouwvereenigingen en het Hurenvraagstuk”.

Spreker begon met een beschrijving te geven van de woningtoestanden hier te lande vóór igoo, en vestigde o.a. de aandacht op de kelderwoningen te Amsterdam en de beruchte „hofjes” te ’s Gravenhage.

Nadat in 1901 de Woningwet tot stand was gekomen, werd er door de overheid en de Woningbouwvereenigingen veel gedaan om verbetering in de slechte woningtoestanden te brengen. Sindsdien zijn ongeveer 200.000 vereenigingsen gemeentewoningen gebouwd. De vereenigingen zullen er vooral voor moeten blijven waken dat het bereikte goede woningtype in een crisistijd als deze gehandhaafd blijft.

Het hurenvraagstuk besprekende, wijst de inleider er o.a. op dat het de noodzakelijke plicht van het bestuur eener bouwvereeniging is, om zorg te dragen, dat de huren op tijd binnen komen; vervult het deze taak niet, dan ondermijnt dit de vereeniging en wordt de overheid gedwongen in te grijpen.

Komende tot het beantwoorden van de vraag of huurverlaging wenschelijk en mogelijk is, stelt spreker zich geheel op het standpunt, ingenomen door den Nationalen Woningraad. De huren moeten in het algemeen toereikend zijn om de normale bouw- en exploitatiekosten te dekken; de zoogenaamde oorlogskosten moeten hieruit dus niet bestreden worden. Er moet naar gestreefd deze kosten zoo laag mogelijk te doen zijn, o.a. door een verlaging van het rente-type der voorschotten, waarvan de rente onredelijk hoog is.

Er IS groot gevaar, dat het woningtype omlaag zal gaan. Vanuit bepaalde kringen wordt hierop sterk aangedrongen, o.a. wil men wijziging der gemeentelijke bouwverordeningen.

Bi) de beoordeeling der verschillende factoren, welke te zamen de huur eener arbeiderswoning uitmaken, behoeven de loonen der bouwarbeiders niet bij voorbaat buiten beschouwing te worden gelaten. Maar de berichten omtrent de hoogte dezer loonen zijn dikwijls niet objectief en van

den invloed eener loonsverlaging op de huur maakt men zich in het algemeen zeer overdreven voorstellingen. Van oneindig meer invloed op het huurpeil is de rente voor het bouwkapitaal.

De nieuwe Regeering heeft maatregelen in uitzicht gesteld om tot huurverlagmg te komen. De eerste maatregel, die zij nam en waarbij de onderhoudskosten voor met bijdragen geëxploiteerde woningen sterk verlaagd werden, is al zeer bedenkelijk. De overige maatregelen zullen moeten worden afgewacht. Tegen een eventueele poging om het woningtype te verlagen, zullen wij ons met alle kracht moeten verzetten.

Door een viertal sprekers werden vragen gesteld, welke tot genoegen van de goed bezochte vergadering door den inleider beantwoord werden.

V, N.

VRAGENRUBRIEK

Vraag No. 75. Bij circulaire van 29 September j.l. heeft de Minister een korting op het onderhoud van Woningwetwoningen voorgeschreven van ƒ 10.-, resp. ƒ 5.-. Heeft deze maatregel alleen betrekking op woningen, welke worden geëxploiteerd met een bijdrage ingevolge de Woningwet, of ook op andere woningen?

Antwoord No. 75. Naar onze meening heeft de bewuste circulaire alleen betrekking op woningen, welke worden geëxploiteerd met een bijdrage. Dit valt niet alleen af te leiden uit den inhoud der circulaire, maar ook uit de toelichting, welke op dezen maatregel is gegeven bij de Begrooting voor Sociale Zaken. In deze toelichting toch wordt er de nadruk op gelegd, dat het hier gaat om een maatregel, welke genomen is in verband met den toestand van ’s Rijks financiën. Wij zouden het ongewenscht achten, indien de bouwvereenigingen en gemeenten de korting op het onderhoud, welke van rijkswege voor de met bijdragen geëxploiteerde woningen yoorgtschreven weid en welke wij buitengewoon bedenkelijk achten, vrijwillig ook gingen toepassen op de overige woningen.

BUITENLAND

DUITSCHLAND

DE „STADTRANDSIEDLUNG” als particulier BEDRIJF

Het is genoegzaam bekend dat in Duitschland in de laatste jaren, vooral onder den druk van economische depressie en crisis, de z.g. Siedlungsbeweging van overheidswege en door vereenigingen werkende met overheidssteun, sterk is bevorderd. Tal van geschriften en artikelen hebben ons daaromtrent in ruime mate ingelicht. Minder bekend zal het zijn dat ook vele particuliere ondernemingen zich op het gebied der Siedlung een object van werkzaamheid hebben gekozen. De literatuur daarover is schaarsch en het mag daarom verheugend worden genoemd dat er een werkje is verschenen, waarin de samenstellers von Mangoldt, Langen en Fries op objectieve wijze de organisatie, de financiering en de technische zijde van de private Siedlung aan de peripherie der groote stad hebben belicht.

Uit het historisch overzicht van dit geschrift, waaraan wi) een en ander ontkenen, blijkt dat de Siedlung aan den rand van Groot-Berlijn reeds in de negentiger jaren als private bedrijfsvorm bekend was, doch ook evenals het geheel- of semi-publieke Siedlungs-wezen eerst in de jaren na den oorlog tot groote ontwikkeling is gekomen.

Die private Stadtrandsiedlung, untersucht am Berliner Beispiel. Bearbeitet im Deutschen Archiv für Siedlungswesen. Berlin 1933.