AMSTELODAMUM
de tentoonstelling in het Koloniaal Instituut zullen houden. De bond Heemschut zal daarin voorgaan en er zullen film- en voordracht-avonden gegeven worden. In denzelfden tijd, te weten in het laatst van April, wordt inde zalen van Artis een groote „Natuurhistorische tentoonstelling op geographischen grondslag” gehouden. Men zal er een compleet overzicht krijgen van de flora en fauna van het veelzijdige Aederlandsche landschap, maar bovendien van de Midden-Europeesche en Aziatische flora’s der hooggebergten, van Zuid-Europa, Noord-Amerika, van China en Japan, van Zuid-Amerika en Mexico, en o.a. ook van het Zuid-Afrikaansche woestijngebied.
Dr. J. F. M. Sterck heeft op den 3den Januari 1.1. in goede gezondheid den leeftijd van 75 jaar mogen bereiken. Het was ongetwijfeld een dag van heugenis voor de velen, die inden heer Sterck een Amsterdammer eeren vol liefde voor zijn vaderstad, en een eminent Vondelkenner. Zoo was het ook voor ons, want hij is gedurende een reeks van jaren, van 1910 tot 1918, een zeer gewaardeerd medebestuurder van Amstelodamum geweest en in ons jubeljaar 1925 eerelid van het genootschap geworden. Aan zijn letterkundigen arbeid en zijn ijverige navorschingen is welsprekende hulde gebracht, toen hij op den dies der Universiteit, 8 Januari 1919, inde Aula eershalve werd benoemd tot doctor inde Nederlandsche letteren. Daarbij getuigde zijn promotor,
prof', dr. Jan te Winkel, dat hij op menig onderdeel van Vondel’s leven, en van zijn tijdgenooten nieuw licht had laten vallen; en de hoogleeraar voegde er bij: „Gij hebt meer bijgedragen tot de aesthetische waardeering van Vondel’s poëzie, dan de holle ontboezemingen, die zonder voldoende feitenkennis, ons een Vondel voorspiegelen naar hun eigen beeld, dat toch bij Vondel zelf niet kan halen.” Met ingenomenheid geven we hier plaats aan hetgeen door bekende hand bij deze gelegenheid in „De Amsterdamsche Week” werd geschreven inde N. Rott. Crt.: „Dr. J. F. M. Sterck, thans wonende te Aerdenhout, is deze week 75 jaar geworden. 75 jaar! En men glimlacht onwillekeurig, omdat bekend is, dat Jan Sterck indertijd wegens gezondheidsredenen zijn studie moest afbreken aan de universiteit van Amsterdam, die hem later, honoris causa, zou benoemen tot doctor inde Nederlandsche letteren. Merk dan hoe Sterck dit werk voor Vondel deed; zoo zong Lidwina Diepenbrock, met een variant op het bekende lied uit Valerius’ Gedenck-clanck, vijf jaar geleden, bij gelegenheid van Sterck’s zeventigsten geboortedag. En hierdoor, door zijne diepgaande studie van Vondel en diens tijdgenooten, heeft de jubilaris zich dan ook, naar men weet, wel in het bijzonder onderscheiden. Ook in dit opzicht was hij de geestelijke zoön van Alberdingk Thijm, die hem opnam in zijn letterkundigen kring „de Vioolstruik”, waarvan ook jongeren als Adriaan de Vries, de Roever en Róssing deel uitmaakten, en dien hij opvolgde als leider van de uitgeverij der firma van Langenhuysen, wier zaak, naar ouderen zich zullen herinneren, gevestigd was op den
18