AMSTELODAMUM
1782 keerden de bezettingen hier te lande terug. Het werd als een diepe vernedering gevoeld. Maar daartoe bepaalde hij zich niet, want in November 1783 werden drie forten bij Sluis in Staats-Vlaanderen dooreen keizerlijk regiment onverhoeds bezet en vervolgens geslecht, nadat de Staatsche bezettingen waren verdreven. Ook deze vernedering welke den slagboom tegenover Antwerpen ernstig bedreigde, moest de Republiek zich laten welgevallen, en zij bepaalde zich tot langwijlige vertoogeu. Maar daarbij bleef een andere kwestie, die van de vrije vaart op de Schelde, als een dreigend zwaard boven de Republiek hangen. In Mei kwam de Keizer met zijn eischen voor den dag: vaststelling van de grensregeling in Staats-Vlaanderen, afstand van Maastricht, wegnemen van het wachtschip op de Schelde, geheele of gedeeltelijke slechting van vier Scheldeforten, benevens nog een aantal schadeloosstellingen van verschillenden aard. De oorlog met Engeland, die ons reeds zooveel had gekost, kwam met het vernederend vredesverdrag van 20 Mei 1784 te Parijs tot stand en daarmee werd ook de begeerde alliantie met Frankrijk verkregen. Maarde Keizer begreep wel dat dit onze Republiek toch niet veel baat zou brengen. Hij deed nu toch wat water in zijn wijn, want hij drong niet langer aan op het afstaan van Maastricht omdat Frankrijk zich daartegen had verklaard. Op 23 Augustus 1784 teekende hij een nieuw stuk aan de Staten-Generaal, dat als een ultimatum was bedoeld. De Keizer verklaarde de vaart op de Schelde open en vrij te beschouwen en dat, mocht de Republiek zijne vlag op eenige wijze niet eerbiedigen, hij zulks als een oorlogsverklaring en een rechtstreeksche daad van vijandschap zou aanmerken. Een nieuwe oorlog stond voor de deur. De Staten wezen de eischen kortweg af, en zich vermannend tot een ongewoon snel krachtsbetoon, maakten zij zich gereed om de voor Amsterdam zoo gevaarlijke opening van de Schelde met geweld te beletten en de bedreigde zuidergrens te verdedigen. Terwijl de forten werden bezet en de grensstreken in Staats-Vlaanderen onder water gezet, kreeg een groote scheepsmacht onder vice-admiraal Reynst bevel om de wacht op de Schelde te bezetten. Tweemaal, op 8 en op 15 October, werden toen pogingen gedaan om de blokkade te breken, maar zij werden zonder bloedvergieten doch nadrukkelijk afgewezen. De wacht op de Schelde is nog zeer lang gebleven want eerst in het eind van 1785 konden de oorlogsschepen geleidelijk naar het Noorden terugkeeren. Op 8 November eindelijk werd te Fontainebleau het verdrag met den Keizer geteekend. Daarbij bleef de sluiting van de Schelde ten minste gehandhaafd en Maastricht behouden, maar op enkele punten kreeg de Keizer zijn zin. De vraag was nu hoe groot, naar Frederik de Groote het eens zoo juist had uitgedrukt, „le pourboire a I’empereur”, wel zou zijn? Na veel loven en bieden kreeg de Keizer een schadeloosstelling van 10 millioen, en Frankrijk zou 4 x/2 millioen bijdragen, maar die zijn er, dooreen ongelukkige geschiedenis met twee groote oorlogsschepen, welke hier te lande werden gebouwd, maar niet konden worden afgeleverd, ten slotte óók bij ingeschoten. Het eind van de trieste historie is geweest, dat de Republiek, die toch in geen enkel opzicht schuld had gehad, door het drijven van den Keizer het Barrière-Tractaat had moeten opgeven, een zware schatting had moeten betalen, en bovendien drie jaren op groote kosten was gejaagd door uitgaven voor leger en vloot. Ook was zij nu geheel afhankelijk geworden van Frankrijk, naar den wensch van alle „oprechte Patriotten.” Ziedaar enkele gevolgen van die keizerlijke verkenningsreis in 1781. de Balbian Verster EEN BORSTBEELD VAN BURGEMEESTER VAN TIENHOVEN . BIJ de viering van het 300-jarig bestaan der Amsterdamsche instelling van hooger onderwijs, had de beeldhouwer Aug. Falise den Academischen Senaat doen weten, dat hij gaarne van zijn belangstelling voor de wetenschap wilde getuigen door de aanbieding vaneen borstbeeld. De Senaat had daarop met ingenomenheid
15