AMSTELODAMUM
EEN KEIZER OP VERKENNING TE AMSTERDAM Het is geen nieuwtje want het is ruim 180 jaar geleden gebeurd. Keizer Jozef 11, de ondefnemènde en energieke zoon van Maria Theresa, was na haar dood in November 1780, ook souverein geworden over de Zuidelijke, de Oostenrijksche Nederlanden. Hij roerde zich geducht en nadat hij incognito een rondreis had gemaakt in zijn geheele nieuwe gebied om zich op de hoogte te stellen van de wenschen en verlangens in die lang verwaarloosde gewesten, heeft hij ook bezoeken gebracht aan de voornaamste steden van de Republiek der Nederlanden, waar hij beleefd maar niet zonder wantrouwen werd ontvangen. Hij toonde zich bijzonder welwillend, maar hij keek goed rond en liet zich over allerlei inlichten. Later zou het duidelijk worden, dat deze vriendelijke, belangstellende toerist m werkelijkheid een wolf in schaapsvacht was geweest. Hij was gekomen om poolshoogte te nemen, om zijn eigen belangen te dienen en die tegen onze Republiek tot haar schade aan te wenden. Op den 13den Juli 1781 kwam Zijne Keizerlijke Majesteit onder den naam van graaf von Falkenstein te Amsterdam, alleen vergezeld door twee volgelingen, generaal de Tercy en baron von Reischach. Hij deed er direct vreemde ervaringen op, zooals beschreven wordt in het vierde deel, het vervolg op Wagenaar’s Amsterdam. De drie heeren kwamen met de gewone veerschuit van Zaandam. Zij trokken weinig de aandacht, want zij waren eenvoudig gekleed, de zich noemende graai von Falkenstein ineen weinig opzichtigen grijzen rok, met hooge laarzen aan en een grooten stok met ivoren knop inde hand. Komende van het Droogbak hepen zij gedrieën het Singel op en voorbij de ronde Luthersche kerk. Daar zagen ze een sleeper met een toesleedje staan. De heeren wilden naar hun logement, „Het VVapen van Amsterdam”. Ze waren vermoeid van de reis en daarom vroegen ze den sleeper om hen daarheen te rijden. Maarde man weigerde want hij moest op zijn volk wachten, en hoewel zij hem een hoog loon boden, zelfs tot vier ducaten toe, bleet hij hardnekkig, want hij wilde geen andere vracht aannemen voor hij met zijn tegenwoordige had afgedaan. Een eind verder kwamen ze een kruier met een beladen kruiwagen tegen. Zij vroegen hem hun den weg te wijzen en boden een goeden fooi, maar zelfs voor veel geld was de man daar niet toe te vinden, hij moest en zou eerst zijn vrachtje gaan bezorgen. De keizer moet nierop gezegd hebben. ~lk zie wel dat de menschen hier te standvastig zijn. Laat ons maar verder loopen, dan zullen we er al vragende ook wel komen.” Zoo hebben ze toch eindelijk hun logement, op den hoek van den Kloveniersburgwal en het Rusland, bereikt Den volgenden dag werden de morgenuren besteed met bezoeken aan de gebouwen der Admiraliteit, de werven en magazijnen; aan het Oostmdisch buitenhuis, de timmerwerf en de pakhuizen; vervolgens aan het (Binnen)Gasthuis, het Rasphuis en het Spinhuis, het Aalmoezeniers weeshuis, het Oude Mannen- en Vrouwenhuis, het Oostindisch Binnenhuis, en ten slotte aan de verzame mg Chineesch lakwerk van den heer Rijk. Na het middagmaal reden de heeren meen huurkoets naar de herberg „Zeeburg” aan den Muiderdijk, „om er het geno e hebben van het bekoorlijk gezigt over het IJ en op de Noordhollandsche dorpen. Op den terugrit stapte de Keizer nog af aan de Bortugeesche Synagoge en hij bezichtigde de vreemde gedierten in „Blaauw Jan”, Toen de vorst met zijn adjudanten in het logement terug was, kwam burgemeester mr. Joachim Rendorp, Heer van Marquette, zijn opwachting maken. Met dezen regent, in dit jaar voor de eerste maal Burgemeester geworden had de Keizer te voren gecorrespondeerd en had verzocht bij hem te komen. Het bleet: dat hij bijzonder goed met hem kon opschieten. Ineen afzonderlijk vertrek van „Het 'Wapen van Amsterdam” hadden zij onder vier oogen een onderhoud dat wei anderhalf uur duurde. Wat er verhandeld werd lekte met uit, maar men was er zeer nieuwsgierig naar en er liepen allerlei geruchten over deze vertrouweiijke samenkomst.
13