AMSTELODAMUM

herhaaldelijk een ie, zoo b.v. bien, diel, hiel, gier, allien (been, deel enz.). Deze toch ongetwijfeld echt oud-Amsterdamsche ie-uitspraak voor ee, schijnt inde hedendaagsche volkstaal in het geheel niet meer bekend te zijn. Het woord gatepetiel (eigenlijk: gatenplateel) voor „vergiet”, is blijkbaar het eenige overblijfsel uit den ie-tijd. Tegenover de diphthongeering van e en o staat in het tegenwoordige Amsterdamsch veelal de monopathongeering van ui en ij (en ook ei). Men hoort dus veel höös (huis), slöös (steenen brug), dööf (duif), löök (luik), welke woorden vrijwel worden uitgesproken met de vocaal van het Fransche woord fleur. Geheel evenwijdig daarmede is de ontwikkeling van de uitspraak van de ij in woorden als aas (ijs), kaake (kijken), faan (fijn), welke vocaal door Querido terecht als a-klank wordt opgevat. Inde kluchten vinden wij geen aanwijzingen, dat er met de ui ij iets bijzonders aan de hand is. Wel zijn er teekenen die er op wijzen, dat er in de 17de eeuw nog een onderscheid werd gemaakt tusschen ij en ei. Specifiek-Amsterdamsch is de uitspraak van de korte a in Jan, gat, gehad, stad enz., welke eigenaardigheid bespot wordt met de woorden; De heere fan de stad, Die hebbe altijd wat, enz. Deze sterk gepalataliseerde uitspraak van de korte a is te merkwaardiger, omdat zij precies tegenovergesteld is aan de geronde uitspraak in andere Hollandsche steden. In Haarlem en Leiden b.v. zegt men vrijwel Jon, got enz. Bij de Amsterdamsche a-uitspraak heeft men gedacht aan Frieschcn invloed, maar bij nader onderzoek blijkt, dat Amsterdam dan heel wat „Friescher” zou zijn dan Friesland zelf. Spr. meent er daarom aan te moeten herinneren, dat in Antwerpen een soortgelijke a-achtige uitspraak bestaat. Een ander zoogenaamd Friesch verschijnsel is desk-uitspraak voor de sch in woorden als skip, skelm, skool enz, Justus van Maurik, die het weten kon, schrijft: in enkele gedeelten van Amsterdam zegt men nog sk voor sch: skip, skuit, skame, skotel, en Winkler merkt althans voor Kattenburg op, dat de vraag: moet ge ook geschoren worden, daar ongeveer luidde: mojjok geskorre worre. Multatuli geeft juffrouw Pieterse inden mond: skenkerissin (schenk eens in), beskonke, enz. Aan de juistheid van deze opgaven uit drieërlei bron, valt nauwelijks te twijfelen, daar bijkans het geheele platteland van Holland benoorden het IJ desk-uitspraak nog behouden heeft, terwijl in Weesp, dat in taalkundig opzicht vrijwel als filiaal vair Amsterdam is te beschouwen, desk tot voor kort nog leefde. Ondanks deze feiten vinden we geen aanwijzingen, dat in Amsterdam vroeger desk gesproken werd. Mogen wij Huygens gelooven, dan zouden wij moeten aannemen, dat Trijntje Cornelisdr. de sch goed uitsprak, ofschoon zij toch als een Zaansche wordt voorgesteld, en dat terwijl het vaststaat, dat desk-uitspraak bij het Zaansche volk nog tot op heden bewaard is gebleven. Spr. weet dit doodzwijgen van desk in alle 17de-eeuwsche bronnen niet anders te verklaren, dan door aan te nemen, dat die uitspraak zóó algemeen was, ook te Amsterdam, dat er niets opmerkelijks of lachwekkends in werd gevonden. Heel gewaagd is die veronderstelling niet, wanneer men bedenkt, dat zelfs de Friesche dichter Gysbert Japicx geregeld sch spelde, terwijl toch niemand zal betwijfelen, dat hij sk gezegd heeft. Het is bekend, dat ook inde taal van de Zuid-Afrikaansche Boeren desk nog is bewaard. Een soortgelijk geval van totale verdwijning als bij de ie in bien diel enz. hebben we weer bij de verleden deelwoorden van het type eloopen, edragen, enz. Zulke vormen zijn in het tegenwoordige Amsterdamsch niet meer bekend en toch behoorden ze eertijds tot de „welbekende plat-Amsterdamsche vormen welke, behalve Vondel ook Bredero en andere comici haast uitsluitend bezigden”. We kunnen ons nauwelijks meer onttrekken aan de conclusie, dat de participia met ge, die tegenwoordig tot de „algemeen beschaafde taal” gerekend worden,

7