AMSTELODAMUM
MAANDBLAD VOOR DE KENNIS VAN AMSTERDAM ORGAAN VAN HET GENOOTSCHAP AMSTELODAMUM 21ste JAARGANG 1934
BURGEMEESTER DE VLUGT Bij de huldiging van Burgemeester de Vlugt mag Amstelodamum niet ontbreken. Als goede burgers eeren wijden burgervader en wij stemmen in met het woord Amn den grooten dichter: In burghemeesters schuts mach Aemstel veiligh slapen. Immers dit vertrouwen heeft Amsterdam, dat dé Burgemeester voor de belangen der stad pal staat. In dezen zin mogen wij het dichterwoord interpreteeren, dat Amsterdam niet wenscht in te slapen, maar integendeel te werken. En krachtig te werken, maar, als de dichter zegt, onder Burgemeesters voorgang. Want dit is dadelijk wat in dezen burgervader aantrekt en steeds mag worden gewaardeerd: zijn sterke werkzaamheid en zijn onbeperkte toewijding aan het heil der stad. De burgemeester kenmerkt een Averkkracht en een daaraan geëven-
redigde werklust, die inderdaad bewonderenswaardig is en dan ook algemeen indruk maakt. En die werklust en die werkkracht weten wij gegrond op een grondige en diepe kennis van de stad, van haar verleden en haar heden, van haar karakter en haar eigen aard, van haar bestaansmogelijkheden en haar groeikracht, van haar stoffelijken weerstand en haar geestelijk vermogen. En juist in deze moeilijke en veelszins benauwde tijden is het voor Amsterdam een veilige gerustheid te weten, dat het roer van het koggeschip in handen is vaneen stuurman van kunde en ervaring. Maar het is dit niet alleen, dat den Burgemeester .maakt tot den waren burgervader van Amsterdam. Hij gevoelt zich één met zijn vaderstad, die hij liefheeft met die kracht, waarmede alleen groote dingen worden aangehangen. Burgemeester de Vlugt is Amsterdammer; hij gevoelt zich als zoodanig en hij is daar trotsch op. Hij erkent het als een
voorrecht Amsterdammer te zijn; hij waardeert het als nog grooter voorrecht de eerste der Amsterdammers te zijn. Burgemeester van Amsterdam welk een nobele weelde van historische herinneringen roept dit woord niet in ons gemoed op. De tijd is voorbij, dat de burgemeesteren van Amsterdam de koningen van het land waren. Maar wie kan het ons euvel duiden, dat naar ons gevoel nog