corrigeren. Een geschikte oefening daarvoor is: telkens na een paar minuten schrijven de pen| weg laten leggen en de rechterhand enige malen uit te laten spreiden, gevolgd door het ballen van de hand tot een vuist.

De schrijfdidaktiek van de vorige eeuw eiste (en terecht) dat de pen naar de schouder moest wijzen. Dit is geen natuurlijke houding. Geef een kind van vijf jaar een stokje in de hand, zoals wij een pen vasthouden, we zien dan, dat het stokje van de schouder afwijst. Dat is de reden waarom wij bovenstaande houding van de pen als de beste aanbevelen. Merkwaardig genoeg vinden we deze „natuurlijke” handhouding afgebeeld op meerdere oude schilderijen. Waarom wilde men in de vorige eeuw de pen naar de schouder laten wijzen ? Omdat het de bedoeling was de neerhalen dik, en de ophalen dun te krijgen. Voor een dikke neerhaal moest druk op de pen uitgeoefend worden en om de penpunten daardoor van elkaar te laten gaan, moest de pen wijzen in de richting van de schouder.

Nu het tegenwoordig ons doel niet meer is om te goochelen met drukvermeerdering en vermindering, met aanzwellende neerhalen en kunstige verdikkingen in de lusletters, is die onnatuurlijke houding overbodig geworden.

Er zijn meerdere bruikbare manieren om de schrijvende hand op het schrijfvlak te laten rusten. Een vrij zwevende hand is ideaal omdat die houding geen enkele belemmering stelt aan de rechtslopende beweging.

Daarop volgt de zogenaamde pinksteun. De pink is hierbij uitgestoken en vormt het enigste contact met het schrijfvlak. Ook kunnen pink en ringvinger uitgestoken worden, zodat het steunvlak iets vergroot is.

Bovengenoemde houdingen,hoezeer ze ook de ter zake kundige Zwitserse schriftdidaktici aanbevolen worden, lijken ons ongeschikt voor het kind dat schrijven moet leren. Het zijn houdingen die hun helemaal niet liggen en die uit hun aard meer dan normale inspanning vragen. De gemakkelijkste houding is die, waarbij pink en wijsvinger binnenwaarts gebogen zijn, terwijl de hele pink en de rechter zijkant van de hand op het papier rusten. De meeste volwassenen schrijven zo. Men zou nu bij zo’n groot steunvlak, een hinderlijke wrijving verwachten, zodat de voortgaande beweging geremd wordt.

Als echter de onderarm zó op het schrijfvlak

rust, dat de elleboog 10 cm over de tafelrand steekt, functioneert de onderarm als een hefboom, die draait om de spierverdikking in de onderarm. Door het gewicht van de bovenarm is de hefboom in evenwicht zodat de wrijving ondanks het grote oppervlak gering is. Daarom hebben we weinig bezwaar tegen deze vrij algemeen verbreide houding bij het schrijven.

Correcties in de houding van de pen kunt u het best aanbrengen door individueel de juiste houding te laten zien.

Het schrijfvlak. Het schrijfvlak mag horizontaal zijn. Voor een juist zicht op het geschrevene is een hellend vlak echter het beste (20—30 graden).

Er zijn twee bruikbare manieren, om het te beschrijven papier op het schrijfvlak te leggen : le. De schrijflijn maakt een hoek van ± 30 graden met de tafelrand.

2e.De schrijflijn loopt evenwijdig met de tafelrand.

Bij beide manieren zit de schrijver zó, dat de schouderlijn evenwijdig loopt met de tafelrand en bij beide ligt het papier midden voor de schrijver.

De eerste manier heeft het grote voordeel, dat de rechtslopende beweging alleen door een beweging van de onderarm verkregen wordt. Maar nu bestaat tevens de mogelijkheid, dat de schrijver neiging krijgt om het hoofd zo te draaien dat hij de regels weer horizontaal ziet verlopen. En dit zou een nadeel zijn omdat elke lang volgehouden asymmetrische houding van de romp bij het kind een vergroeiing van de wervelkolom in de hand werkt.

We zijn echter zeer voorzichtig met onze af-

keuring van deze houding. We kennen talloze voorbeelden, waarbij deze houding helemaal niet gepaard gaat met een draaiing van het hoofd. Zelfs constateerden we bij verschillende schrijvers een neiging om het hoofd juist de