AUG. A. BOUDENS
Pr Bernhardlaan 19< Vlaardiagen
taai ojm {/oadtMcH!
Het 789ste boek over het Huwelijk-enaanverwante-artikelen is zo juist verschenen en daarmee vangt wederom een nieuwe boreling op katholieke
grondslag zijn tocht aan, steunend op de beugels van een handige reclame, welke na een paar jaar zal eindigen met zijn stille begrafenis in het stof der vergetelheid. Zijn enig spoor zal te vinden zijn in de archieven van de postcheque- en girodienst en die van de inspecteur der belastingen.
Ik heb me meermalen afgevraagd, waarom zo’n menigte dokters, priesters, mannen, vrouwen, psychologen, gehuwden en ongehuwden maar steeds door over dat huwelijk-en-aanverwanteartikelen zitten te schrijven. Doen ze dat uit een heilig moeten? U weet wel, gedwongen door dat onweerstaanbare, dat de schrijver bezielen kan ? Zo a la Jan Boendale ?
„Een rechte dichtere, God weet.
Al waer hi in eenen woude.
Dat hi nemmermeer en soude
Van dichtene hebben danc.
Nochtan soude hi herde onlanc Sonder dichten daer gheduren. Want het hoort te sine naturen.”
Doen ze het uit bewogenheid, nu men constateert, hoe ’t aantal echtscheidingen toeneemt en de meest keurige eufemismen ingang vinden om de meest smerige gedragingen te camoufleren ? Is het uit rijpe ervaring van mensen, die jarenlang een gelukkig huwelijksleven be-leefd hebben en anderen van hun ondervinding willen laten profiteren ?
Is het een normaal reactie-verschijnsel op een tijd, waarin het „groen” een wel zeer geliefkoosde kleur was in onze kringen en een toenmalig kanselredenaar pathetisch uitriep : „Want in het groen (pauze) daar bloeien de rozen zo schoon !”
Is het een soort mode? Een meedoen om te tonen, dat wij hier-en-gunter ook modern zijn ? Hoe dan ook, we zitten met die 789ste publicatie na : Jongen, luister eens, meisje, luister eens, moeder, luister eens, vader, luister eens, grootvader, luister eens (ter perse).Na „Bronnen”, „Wel en wee”, „Schoon geheim”, „Wij willen”, „Wij zijn manloos”, „Verloofd, getrouwd, een baby”, na „Schoonheid”, „Eros in banden”, na „Voorbereiding”, „Beleving”, „Onwrikbaarheid”, „Moeilijkheden”, „Huwelijk in vragen en antwoorden”, „Raadgevingen”, „Gesprekken”, „Richtlijnen”, „Voorlichting”, na „Vragende meisjes”, „P. 0.”, „Levenskunst”, „Wat meisjes (lees : jongens, vaders, moeders, grootouders) weten moeten” na een hele rij bloemrijke, zakelijke, retorische, nuchtere, reclameachtig-aandoende en bezonken titels, die, naar ik vrees, nog veel langer zal worden.
Laat ik ronduit zeggen, dat ik die stroom huwelijkslektuur een ziekelijk verschijnsel vind. Het is er mee als met kies- of maagpijn. Wie daar nooit aan lijdt, voelt er volstrekt geen behoefte aan tegen zijn buurman een verhandeling te houden, gelardeerd met „vullingen”, „plaatselijke verdoving”, „evipan”, met „maagzweren”, „maagbloedingen”, dieet” enz. enz. Praat hij daar wel over en dan nog met kennelijk genoegen, dan is het een bewijs, dat er bij hem iets niet in orde is.
Conclusie : ook met het huwelijk (bedoeld wordt het katholieke huwelijk) is het niet in orde. Inderdaad constateert men hier, naar ik meen, verontrustende verschijnselen.
Is het alleen de tijdgeest, die steeds aan het vergroven is, die er oorzaak van is, dat tallozen over het huwelijk en de intimiteiten er van, met hetzelfde gemak praten als dat gebeurt over sla, nieuwe schoenen en tomaten ? Zijn we met onze voorlichting op de goede weg.