eenkomstig de statuten ruimere bevoegdheden ten opzichte van de leiding. Zij zag zich daardoor meermalen genoodzaakt zoowel eischen, die oorspronkelijk door de lagere organisaties gesteld waren, te laten vallen, als de organisaties tot toegeven te dwingen Hierdoor ontstond een sterke spanning tusschen de groote arbeidersgroepen eenerzijds en de hoofdleiding anderzijds. Telkens wanneer de arbeiders" tot toegeven gedwongen werden steeg bij hen het verlangen, in een algemeenen strijd den tegenstand der patroonsorganisaties te breken. Ook aan den kant der patroons werd intusschen steeds meer een beslissende strijd gewenscht, als eenig middel om aan het voortdurend stellen van nieuwe eischen een eind te maken en den arbeiders de kracht der patroonsorganisaties te doen gevoelen.
Meeningsverschillen tusschen de betrokken partijen in een aantal cellulosefabrieken, bij den aanleg van wegen en waterwerken, in de kleedingindustrie en in andere bedrijven waren de onmiddellijke aanleiding tot den thans gevoerd wordenden grooten strijd. In de meeste gevallen eischten de plaatselijke arbeidersverenigingen bij onderhandelingen over nieuwe contracten loonsverhooging, de ondernemers wilden daarentegen instandhouding — in hoofdzaak althans — van den bestaanden toestand. Wel verminderden de arbeiders tijdens de besprekingen hun eischen eenigszins, maar toch liepen de opvattingen der partijen zoo ver uiteen, dat de onderhandelingen afgebroken werden en op verschillende plaatsen stakingen uitbraken. Door tusschenkomst van de van staatswege benoemde bemiddelaars — ingevolge de Wet van 31 December 1906 •) — werden de onderhandelingen in tegenwoordigheid van afgevaardigden der betrokken centrale organisaties wel weer hervat, maar ook op deze wijze kon een schikking niet tot stand gebracht worden. Nadat hierop door de Zweedsche Werkgeversvereniging tot een uitsluiting besloten was, die zich langzamerhand over een aantal der tot die organisatie behoorende bonden zou uitbreiden, en deze vereeniging bovendien een algemeene uitsluiting in uitzicht gesteld had, legden de officieele bemiddelaars den 24en Juli ontwerpen van een alle geschillen omvattende schikking over. Deze voorstellen werden echter verworpen en op 26 Juli vond de eerste uitbreiding der door bovengenoemde patroonsvereeniging gedecreteerde uitsluiting plaats. De tijdens de onderhandelingen ontstane meeningsverschillen met betrekking tot loonkwesties kwamen hoofdzakelijk daaruit voort, dat de vast te stellen bepalingen de grondslagen voor toekomstige algemeene rijkscontracten in de betrokken bedrijfstakken moesten vormen. Hierdoor was natuurlijk een regeling der loonen voor de verschillende gemeenten en werkplaatsen noodig. De arbeiders wilden daarbij van verlaging der vroegere loonen niets weten; de patroons daarentegen beweerden, dat een regeling niet den status quo als uitgangspunt in bepaalde gevallen zoowel verhoogingen als verlagingen ten gevolge moest hebben. De beoordeeling van deze kwestie werd daardoor bemoeilijkt, dat in de betrokken bedrijven in den regel stukloonen betaald worden, waardoor vergelijking in vele gevallen onmogelijk was. Ofschoon dus ook de bestaande geschillen ernstige moeilijkheden gaven, moet toch de boven aangeduide tegenstelling tusschen de organisaties als eigenlijke oorzaak van den grooten strijd aangemerkt worden.
Als antwoord op de plaatselijke werkstakingen besloot de Zweedsche Werkgeversvereniging achtereenvolgens tot uitsluiting van de werklieden in de heerenconfectie-en-gros (24 Mei), de détailconfectie en de cellulosefabrieken (5 Juli) en bij den aanleg van wegen en waterwerken (12 Juli), terwijl op 26 Juli in de houtzagerijen en de textielfabrieken en op 2 Augustus in de ijzergieterijen en ertsgroeven het bedrijf werd stopgezet. Het aantal uitgeslotenen bedroeg toen reeds ongeveer 80 000, waarvan echter een groot deel niet georganiseerd en dus niet direct bij de uitsluiting betrokken was. De landelijke organisatie der werklieden besloot daarop aanvallend op te treden. Den 27en Juli, den dag na de eerste groote uitbreiding der uitsluiting, verscheen een oproeping tot algemeene werkstaking vanaf den 4en Augustus, waaraan bijna alle leden gehoor gaven, terwijl verscheidene niet bij de landelijke organisatie aangesloten vereenigingen en een aantal ongeorganiseerde arbeiders eveneens besloten te staken. Naar schatting bedroeg het aantal werkloos geworden personen den 9en Augustus ongeveer 285 000 (voor ongeveer '/4 ongeorganiseerd), waarvan 42 000 in Stockholm alleen. (Het totaal aantal in industrie, handwerksnijverheid, handel en verkeerswezen werkzame personen zal ongeveer 460 000 bedragen, tot het spoorwegpersoneel zijn circa 40 000 en tot de landarbeiders — inwonende kinderen boven 15 jaar medegeteld — ten naastebij 800 000 personen te rekenen.) In de oproeping tot algemeene werkstaking werd
1) Zie afl. 4, 1907, bladz. 58.