Vergeleken met het jaar 1907 vermeerderde het bedrag van de schadeloosstellingen der vakvereenigingen dus met 145 806,03 fr. (91 pCt.), van de bijslagen der fondsen met 56 697,30" fr. (76 pCt.), het aantal trekkende werkloozen met 7 598 (78 pCt.) en dat der vergoede arbeidsdagen met 94 701'/z (83 pCt.).

In percenten van de door vakvereenigingen uitgekeerde schadeloosstellingen bedroeg de bijslag in 1908 43 pCt. Gemiddeld bedroeg dus, per franc schadeloosstelling van de vakvereenigingen, de bijslag 43 centimes (in 1907 46). Van elke 100 fr. ondersteuning van werkloozen werden door de vakvereenigingen 70, door de gemeentelijke fondsen 30 betaald.

De 346 in 1908 bij de werkloozenfondsen aangesloten vakvereenigingen waren als volgt over de verschillende bedrijven en beroepen verdeeld: metaalindustrie 30, glas- en aardewerkindustrie 3, bereiding van voedingsmiddelen 17, textielindustrie 25, kleedingindustrie 17, bouwbedrijven 45, houtbewerking 58, leder- en huidenbewerking 22, tabaksindustrie 16, papierindustrie 1, drukkersbedrijven 48, kunstnijverheid 22, transportbedrijf 6, bedienden 8, kappers 3, diversen 18; 7 vakvereenigingen hadden geen bijzondere benaming.

Gemiddeld ontving elke werklooze uit de kas der vakvereeniging 17,62 fr. (16,40 in 1907) en van het fonds 7,55 fr. (7,60 in 1907), te zamen 25,17 fr. (24 fr. in 1907). De gemiddelde uitkeering per dag steeg van 2,05 fr. in 1907 tot 2,10 fr. in 1908, of 1,47 fr. uit de kas der vakvereeniging (in 1907 1,40 fr.) en 0,63 fr. van het fonds (in 1907 0,65 fr.).

Het systeem van uitkeeringen aan werklooze spaarders werd in 1908 toegepast door 4 fondsen, waarbij 19 gemeenten waren aangesloten. De bijslag naar dit stelsel verleend bedroeg 964,05 fr. (53 werkloozen met 635 dagen werkloosheid). Vier fondsen (17 aangesloten gemeenten) keerden bijslag uit aan de leden van (8) spaarvereenigingen, nl. 1 350,95 fr. voor 1 706 dagen werkloosheid van 107 personen. Directe uitkeeringen aan ongeorganiseerde niet met het oog op werkloosheid sparende werkloozen deed het fonds te Molenbeek, en wel tot een bedrag van 1 757 fr. Geen enkel fonds verleende in 1908 directen steun aan vakvereenigingen. Driemaal werd in 1908 door den gemeenteraad van Antwerpen een buitengewoon crediet toegestaan (ondersch. 30 000, 100 000 en 30 000 fr.) om door de industrieele crisis getroffen werklieden te steunen. De gemeente Berchem bij Antwerpen keerde aan gedwongen werkloozen 10 000 fr. uit.

Van den financieelen toestand der werkloozenfondsen in de periode 1901 —1908 geeft onderstaand staatje een overzicht.

UITKEERINGEN (Subventions)

Verleend aan spaar- aan spaar- Administra- Totaal der

crediet. ders, niet- ders, leden tiekosten. uitgaven.

JAREN. (Crédit aan leden eener eener spaar- aan andere aan (Frais (Total des

(Anne'es.) (accorde',.) van vakver- spaarver- vereeniging. werkloozen. vakveieoni- d'admim- dépenses.)

eemgingen. eemging. (aux {aux gingen. „tration.)

(aux (aux épargnants chömeurs (aux

syndiques.) épargnants en collec- isolés.) syndicats.) individuels.) tivité.)

fr. fr. fr. fr. fr. fr. | fr. fr.

1901 11 500 6 253,84 — — — — 2100,00 8 353,84

1902 41 500 29166,68 7,00 — — 5 061,49 34 235,17

1903 58 150 36 516,85 55,40 2 243,35 — 1 000 4 772,12 44 587,72

1904 60 800 46 362,25 99,60 2 482,85 — 1 000 5 786,81 55 731,51

1905 69 776 35 497,14 29,00 2 825,70 2 561,50 1 000 4 761,60 46 674,94

1906 83 983 46 663,42 38,00 2 556,80 2 279,00 1 000 7 559,53 60 096,75

1907 101 367 74 199,04 245,00 2 444,00 2 538,00 — 10 373,47 89 799,51

1908 155 955 130 896,34 964,05 1 350,95 1 757,00 — 14 797,14 149 765,48

De administratiekosten vormden in 1908 9,88 pCt. van de totaal uitgaven (11,5 pCt. in 1907).

Omtrent de provinciale werkloozenfondsen wordt het volgende medegedeeld.

Antwerpen keerde in 1908 aan 64 vakvereenigingen met een werkloozenkas in^totaal 2 500 uit ter tegemoetkoming in oprichtingskosten. De provinciale raad van Brabant heeft het crediet ten behoeve van gemeenten, die werkloozenfondsen bezitten, van. 2 000 op 10 000 fr. gebracht. Het crediet werd verdeeld tusschen 16 gemeenten. In Oost-Vlaanderen werd een som van 3 840,90 fr. op de volgende wijze verdeeld: 1 390,50 fr. aan 3 gemeentelijke werkloozenfondsen, 1 111,70 fr. aan 49 wèl en 675,40 fr. aan 21 niet bij een gemeentelijk fonds aan-