In den loop van 1908 werden aangebracht 767, zoodat er in totaal aanhangig waren 900 zaken. Van de 767 aangebrachte hoogere beroepen, waren er ingesteld •

door het Bestuur der Rijksverzekeringsbank 358 of ruim 46'/2 pet. (in 1907 bijna 503/4 pet.)-

door den werkman of zijn nagelaten betrekkingen. . . .282 „ bijna37 „ („ 1907 „33 )• door den werkgever . . . 42 „ „ 5'/2 „ („ 1907 „ 43/4 „ )• door de vennootschap of vereeniging bedoeld in art. 52

°" W-- • • ■ • • • . . . 38 „ „ 5 „ („ 1907 „ 53/4 „ );

door de plaatselijke commissie • • ........ 11 „ „ l'/2 » („ 1907 ruim 3/ )

en door meer dan een der

genoemden 36 „ ruim 4'/2 „ („ 1907 bijna 5'/4 „ ).

Van de 900 aanhangige beroepen werden er 740 afgedaan, waarvangegrond verklaard 279 of ruim 3772 pet. (ten aanzien van één dezer had eerst volgens art. 86 der Beroepswet niet-ontvankelijk- of ongegrond-verklaring plaats gehad);

ongegrond verklaard 439 (waarvan 4 bij beschikking en 1 eerst bij beschikking en daarna, na gedaan verzet, bij uitspraak) of bijna 59'/2 pet.;

niet ontvankelijk verklaard 17 (waarvan 9 bij beschikking en 5 eerst bij beschikking en daarna, na gedaan verzet, bij uitspraak) of ruim 2 pet.; op andere wijze beëindigd 5 of ruim '/2 pet.

In 1907 was het percentage der hoogere beroepen, die gegrond werden verklaard, bijna 37 en van die, welke ongegrond werden verklaard, ruim 58'/4. Onafgedaan bleven 160 beroepen.

Bij de 16 Raden van Beroep waren op 1 Januari nog aanhangig 323 zaken. Daarbij kwamen er in den loop van 1908 2 348, waarvan 2 273 rechtstreeks aangebracht en 75 door verwijzing. Van deze 2 273 rechtstreeks aangebrachte beroepen waren er ingesteld:

door den werkman of zijn nagelaten betrekkingen . . . 1 588 of bijna 70 pet. (in 1907 ruim 681/, pet); door den werkgever . . 480 „ ruim 21 „ („ 1907 „ 19 ); door de vennootschap of vereeniging (art. 59, O. W.) . 125 „ bijna 5»/a „ („ 1907 „ 7'/2 „ );

door de plaatselijke commissie 62 „ ruim 2'/2 „ („ 1907 bijna 4 „ );

door meer dan een der genoemden 18 „ nog niet 1 „ („ 1907 nog niet 1 „ ).

Van de 2 671 aanhangige beroepen werden er 2 266 afgedaan, waarvan gegrond verklaard 654 of bijna 29 pet. (hiervan was 1 eerst krachtens art. 86 der Beroepswet niet ontvankelijk of ongegrond verklaard); ongegrond verklaard 1 179 (28 bij beschikking) of bijna 52 pet.; niet ontvankelijk verklaard 275 (149 bij beschikking en 2 eerst bij beschikking en daarna bij uitspraak) of ruim 12 pet. In 1907 waren deze percentages achtereenvolgens bijna 3ll/2, ruim 49 en bijna 12'/4. Naar een bevoegden Raad werden 86 beroepen verwezen, terwijl er 72 op andere wijze beëindigd werden.

Van de 1 572 door den werkman of zijn nagelaten betrekkingen ingestelde beroepen, die in 1908 werden afgedaan, zijn er 412 of ruim 26 pet. gegrond verklaard (in 1907 bijna 31 pet.); wat de 486 afgedane beroepen betreft, die door den werkgever waren ingesteld, was dit cijfer 153 of bijna 31'/2 pet. (in 1907 bijna 263/4 pet.). Onafgedaan bleven 405 beroepen.

Van de 2 348 aangebrachte beroepen waren er gegrond op art. 77 j° 37 (indeeling in een gevarenklasse en toewijzing van een gevarenpercentage): 245 of bijna 10V2 pet. Dit cijfer bedroeg in 1907 154 of bijna 8'/2 pet. Andere artikelen, die met vrij belangrijke cijfers op den staat voorkomen, zijn wederom art. 79, le lid, j° 67 (voorloopige rente) met 495 beroepen of ruim 21 pet.; idem j° 69, le lid, j° 21 (rente) met 288 beroepen of ruim 12 pet.; idem jn 69, 2e lid, j° 19 en idem j° 21 (genees- en heelkundige behandeling en rente) met resp. 157 beroepen of ruim 6l/2 pet, en 519 beroepen of ruim 22 pet.

Uit den staat, welke nadere aanwijzing omtrent toekenning, weigering, handhaving, verhooging of verlaging van toegekende of geweigerde schadeloosstellingen