Voor zoover de bepalingen dezer verordening afwijken van die, welke waren vastgesteld op 2 Februari 1909 (zie afl. 3, 1909, blz. 310), is daarvan hieronder melding gemaakt.

De verordening van 2 Februari bepaalde, dat de plaatselijke fondsen aan bepaalde voorwaarden moesten voldoen om tot het fonds te worden toegelaten. In de thans vastgestelde verordening is het woord „plaatselijke" vervallen en vervangen door de bepaling, dat fondsen, onder het beheer staande van rechtspersoonlijkheid bezittende landelijke bonden, plaatselijk geadministreerd moeten zijn.

De maximum-uitkeering aan een werkloos lid is gebracht van 50 op 75 ct. per dag, voor een maximum-duur van 60 dagen in de 12 maanden, aanvangende zoodra er volle 6 maanden na den datum van inschrijving op de lijst der toegelaten fondsen zijn verloopen. Voor de thans bestaande fondsen begint deze termijn te loopen van den dag, waarop het fonds, naar de beslissing van het bestuur, behoorlijk in werking werd gebracht.

Voorts is bepaald, dat geen uitkeering wordt verstrekt aan personen, die jonger zijn dan 18 jaar (in de vorige verordening: jonger dan 20 jaar).

Op 26 April 1909 werd te Amsterdam opgericht eene vereeniging, genaamd „De Nationale Vereeniging tegen de Werkloosheid". Uit de op 8 Juli j. 1. vastgestelde statuten blijkt, dat de vereeniging zich ten doel stelt op de bestaande 'maatschappelijke grondslagen mede te werken aan de bestrijding van de werkloosheid en van de nadeelige gevolgen van werkloosheid in Nederland.

Zij tracht dit doel te bereiken door: 1°. het verzamelen van gegevens en het doen instellen van onderzoekingen betreffende de werkloosheid; 2°. het jaarlijks houden van bijeenkomsten, waar onderwerpen betreffende het werkloosheidvraagstuk besproken worden; 3°. het geven van adviezen en het verstrekken van inlichtingen aan overheid, vereenigingen en particulieren; 4°. waar ditwenschelijk mocht zijn, overheid, vereenigingen of particulieren op te wekken om bepaalde handelingen in het belang der bestrijding van de werkloosheid of haar gevolgen te verrichten; 5°. waar dit wenschelijk mocht zijn, op te wekken tot de oprichting van plaatselijke vereenigingen tot bestudeering en tot bestrijding van de werkloosheid en haar gevolgen; 6°. het brengen van eenheid onder hetgeen van overheidswege en vanwege particulieren tot bestrijding der werkloosheid en haar gevolgen gedaan wordt en verder door al datgene, wat op wettige wijze tot bevordering van het doel der vereeniging kan geschieden.

Leden der vereeniging kunnen zoowel physieke als rechtspersonen zijn. De geldmiddelen der vereeniging bestaan uit de contributies der leden en toevallige baten. De algemeene vergadering kan besluiten tot het oprichten van bijzondere secties voor bepaalde onderdeelen van het gebied, waarop de vereeniging zich beweegt. In gemeenten, waar de wenschelijkheid daartoe blijkt, kunnen de leden zich als afdeeling constitueeren. De plaatselijke afdeelingen mogen nimmer ten doel hebben het permanent of telken jare terugkeerend verstrekken van uitkeering in geld of natura aan werkloozen.

Het bestuur der vereeniging bestaat uit tenminste 7 leden. Door de algemeene yergadering kan een rechtspersoon als secretaris worden aangewezen.

Werkstakingen en uitsluitingen.

Werkstakingen en uitsluitingen, begonnen in September 1909. Gedurende de maand September 1909 begonnen 7') stakingen, waarvan 1 in Zuid-Holland (te Rotterdam), 5 in Noord-Holland (te Amsterdam) en 1 in Zeeland (te Vlissingen).

Naar de beroepen der stakers zijn de stakingen als volgt te verdeelen: bouwvakwerklieden 3 (lood- en zinkwerkers 1, lossers 1 en metselaars en opperlieden 1), automobiel-bestuurders 1, havenarbeiders 2 en werklieden aan eene spiegel- en lijstenfabriek 1.

Het aantal stakers, bekend voor 6 stakingen, was 902). Bij de 7 geschillen waren 7 ondernemingen betrokken.

J) Tegen 7 in September 1908, 8 in September 1907, 15 in September 1906, gemiddeld 7.4 in September van de periode 1901—1905 en 10 in Augustus 1909.

2) Tegen ±710 stakers in de vorige maand (bij 8 stakingen).