naam, arbeidsduur enz. niet vermeld op de arbeidslijst, 903 overtredingen) dan van art 10, le lid (ontbreken van een arbeidskaart, 463 overtredingen) en van een der bepalingen van het K. B. ex art. 4 (voorwaardelijk en onvoorwaardelijk verbod van bepaalde soorten van arbeid voor jeugdige personen en vrouwen, 244 overtredingen). Verder werd 236 maal veroordeeld wegens overtreding van ar • ?n(a.rb(!!cJ doen verrichten door een kind beneden 12 jaar), 163 maal voor art. 10, 4e lid (met binnen 2 X 24 uur terugbezorgen van een arbeidskaart) 82 maal voor art. 6 (arbeid doen verrichten gedurende den rusttijd), 36 maal voor art. 7 (doen verrichten van Zondagsarbeid) en 3 maal voor art 13 (niet de verlangde inlichtingen verschaffen aan den bevoegden ambtenaar). Veroordeeling wegens overtreding van art. 8 (een vrouw doen arbeiden binnen 4 weken na hare bevalling) kwam, evenals in 1906 en 1907, ook in 1908 niet voor.

Het beroep, waarin het grootst aantal overtredingen werd gepleegd was wederom dat van kleermaker, naaister enz. Het aantal overtredingen waarop veroordeehng volgde, bedroeg niet minder dan 718, dus bijna i/4 van het totaal aantal. Ook in 1908 vormden de vrouwen in deze groep de meerderheid - 444 overtredingen werden door vrouwen gepleegd, 274 door mannen. Het daarop volgend beroep is dat van bakker met 305 overtredingen: 296 ten laste van mannen, 9 van vrouwen. 303 overtredingen werden gepleegd door bleekers strijksters enz. en wel 186 door mannen en 117 door vrouwen, 151 overtredingen door steenbakkers enz. Door drukkers werden voorts 119 overtredingen gepleegd door smeden 114 en door slagers 104.

Van de 3 275 geldboeten waren er niet minder dan 2 665 van f 3 en lager 2 van f 3,50, 26 van f 4, 6 van f 4,50, 352 van f 5, 31 van f 6, 1 van f7 13 van f 7,50, 8 van f 8, 90 van f 10, 2 van f 12, 55 van f 15, 16 van f 20 4 'van f 25, 1 van f 30, 1 van f 45 en 2 van f 50.

Het gemiddeld bedrag der opgelegde boeten in de periode 1903—1908 blijkt uit het volgend staatje:

Artikelen

^ „ van het van het K. B. ex

q K „ l0>: ,le 1()> 4e K. B. ex art. 4 of van

6. 7. lid. lid. 11. art. 4. de wet

1903 4,50 4,42 2,22 4,39 1,68 1,54 1,54 9,65 2 74

1904 3,37 4,19 4,06 6,03 1,56 1,44 1,58 3,45 293

1905 3,63 3,34 0,90 12,70 1,58 1,88 1,57 4 49 2 53

1906 2,78 4,45 1,85 4,43 1,73 1,72 1,85 3,43 2 88

1907 4,34 2,29 1,97 7,09 1,74 1,46 1,73 8,22 241

1908 4,59 3,85 1,99 6,53 1,67 1,72 1,70 1,91 2,65

Het lage gemiddelde der boeten, in 1908 wegens overtreding van de bepalingen van het K. B. ex art. 4 opgelegd, houdt verband met de veroordeeling van 2 personen (firmanten) ieder tot 129 geldboeten van f 0,50. Telt men deze 258 boeten niet mede, dan bedraagt het gemiddelde f 4,95.

Veroordeeling tot principale hechtenisstraf kwam tweemaal voor: één man werd wegens 2 overtredingen van art. 3 veroordeeld tot 2 hechtenisstraffen van 7 dagen, en 1 man wegens 1 overtreding van art. 5 tot een hechtenisstraf van 5 dagen. Laatstgenoemde straf werd echter bij K. B. gewijzigd in een geldboete van f 15. Aan een jongen beneden 18 jaar werd wegens 1 overtreding van art 13 berisping als straf opgelegd.

Wat de Veiligheidswet betreft, wordt opgemerkt, dat evenals in 1907 ook in 1908 slechts 10 overtredingen door vrouwen werden gepleegd; alle andere, 538 in getal, komen ten laste van mannen. De 548 overtredingen werden berecht bij 355 vonnissen.

Bestraft werden 332 overtredingen van een der bepalingen van het K. B. ex art. 7 der wet (niet voldoen aan zekere eischen bij algemeenen maatregel van bestuur gesteld met inachtneming van de voorschriften, door den inspecteur gegeven), 163 van art. 12 (geen mededeeling van een ongeval), 41 van een der bepalingen van het K. B. ex art. 6 der wet (niet voldoen aan zekere voorschriften bij algemeenen maatregel van bestuur gesteld), 7 van art. 13 (geen opgave van in werking gebrachte fabrieken of werkplaatsen) en 5 van art. 11 (inlichtingen weigeren aan de bevoegde ambtenaren).

Het grootst aantal overtredingen in eenig beroep werd, evenals in 1906 en 1907, gepleegd door molenaars en wel 87, waarvan 83 artikelen van het K. B. ex art. 7 betroffen. 40 overtredingen, waarvan 26 van het K. B. ex art. 7, werden gepleegd door steenfabrikanten; 33, waarvan 18 van het K. B. ex art. 7, vallen