deze was in 15 gevallen de gewenschte verbetering aangebracht. Het aantal werklieden, tijdens de controle aan boord^ bevonden, bedroeg 7 460. Op de bezochte binnenschepen werden bij de controle 206 werklieden aangetroffen.
84 ongevallen (waarvan 2 met doodelijken afloop en 3 van ernstigen aard) kwamen ter kennis van de controleurs. Deze waren als volgt over de verschillende bedrijven verdeeld: bootwerkersbedrijf 38, binnenvaart 28, schuitenvoerdersbedrijf 12, veem- en expeditiebedrijf 5 en graanfactorsbedrijf 1. De ongevallen werden veroorzaakt door: vallende voorwerpen 21, vallen, uitglijden 20, knellen, stooten 22, slag van slingerend voorwerp 3, werkhaak 5, breuk van materieel 1 en verdrinking 1, splinters, bandijzer, enz. 5, en door andere oorzaken 6.
Zaandam, Velsen en Westzaan. — Maart 1911. De controle legde aan 9 schepen (2 Nederlandsche, 3 Noorsche en 4 Engelsche schepen) 12 bezoeken af. Op de 2 Nederlandsche schepen moesten aanmerkingen worden gemaakt tot een aantal van 5. Van deze aanmerkingen betroffen 3 alleen het schip, en 2 het werkgeversmateriaal.
Op de bezochte Engelsche en Noorsche schepen werden resp. 8 en 9 aanmerkingen gemaakt, waarvan resp. 1 en 9 het scheepsmateriaal betroffen.
In 8 van de gevallen, waarin aanmerkingen waren gemaakt, werd direct of gedurende het verblijf in de haven voorzien; de vroeger gemaakte werden met gecontroleerd. Het aantal werklieden, tijdens de controle aan boord bevonden,
bedroeg 382. , *
Rotterdam. — Maart 1911. Het aantal aan 652 bezochte schepen (waaronder 86 Nederlandsche) afgelegde bezoeken, bedroeg 683. Op 284 schepen moesten één of meer, te zamen 591, aanmerkingen worden gemaakt. 469 van deze aanmerkingen betroffen alleen het schip en hadden betrekking op 235 schepen.
In deze maand werden op 27,91 pCt. van alle Nederlandsche schepen, welke bezocht werden, aanmerkingen het schip (scheepsmateriaal en tuigage) betreffende gemaakt. Voor schepen van vreemde nationaliteit was deze verhouding als volgt: Belgische 100, Deensche 35, Duitsche 34,07, Engelsche 33,01, Fransche 30, Grieksche 66,67, Noorsche 51,79, Oostenrijksche 66,67, Spaansche 91,30, Uruguaansche 100 en Zweedsche 25,49. Het aantal werklieden, tijdens de controle aan boord bevonden, bedroeg 31 186. ^ x ,
Op 6 van de 49 bezochte Nederlandsche binnenschepen (12,24 pU.) moesten 11 aanmerkingen, het schip betreffende, worden gemaakt; op 5 van de 12 Belgische schepen (41,67 pCt.) 7 aanmerkingen. 30 schepen werden door de bemanning gelost en geladen. Het aantal werklieden, tijdens de controle op de overige 34 binnenschepen aangetroffen, bedroeg 476.
Gedurende de maand Maart werden 279 aangiften van ongevallen (waaronder 2 van ernstigen aard) ontvangen. De ongevallen werden veroorzaakt door: val van last, gedeelte van last of gereedschap 124, val van personen gelijkvloers in ruim, op dek of aan wal 28, afstorten van personen in schip, lichter of van steiger 12, klemmen, stooten, snijden, enz. 105, directe breuk van materiaal 2, uit leng, strop, tang of haak schieten van lasten 5 en bijzondere oorzaken (in t oog
komen van vuil, branden) 3. . , ,
Langdurige werktijden kwamen voor bij 21 schepen, waarvan 1 geladen met erts, 3 met steenkolen, 1 met steenkolen en stukgoed, 13 met stukgoed 1 met stukgoed en ijzer en 2 met ijzer. Met inbegrip van rustpoozen werd 18 tot 34 uur
^Gedurende de maand Maart 1911 werden geen schepen in de haven van Dordrecht bezocht.
Nationaliteitsbewijzen. Gedurende de maand Maart 1911 werden door de Commissarissen der Koningin in het geheel uitgereikt 3 325 nationaliteitsbewijzen, d. i. 504 meer dan in de voorafgaande maand, en 713 meer dan in dezelfde
maand van het vorige jaar. .
Door de Commissarissen der Koningin in de provinciën Gelderland, NoordHolland, Zeeland, Utrecht, Overijssel, Groningen en Limburg werd alleen van het getal der afgegeven nationaliteitsbewijzen mededeeling gedaan. De cijfers bedroegen voor deze provinciën resp. 517, 288, 88, 73, 229, 481 en 403 tegen resp. 444, 243, 47 58 171 340 en 346 in dezelfde maand van het vorige jaar.
' Omtrent de vermoedelijke oorzaken van daling of stijging vani het aantal uitgereikte bewijzen in de overige provinciën (zie afl. 2, 1909, blz. 178) kan het
volgende worden bericht. . . .
Uit de mededeelingen van den Commissaris der Koningin in de provincie