Het percentage der werkloozen was in de provincies Gelderland 5,9, NoordHolland 4,6, Zuid-Holland 4,4; dus hooger dan het gemiddelde voor het geheele Rijk. Dit was eveneens het geval in Arnhem met een percentage der werkloozen van 7,8, Leiden met 7,3, 's-Gravenhage met 5,8, Nijmegen met 4,8, Amsterdam met 4,7, terwijl dit percentage voor de gemeente Utrecht even groot was als
voor het geheele Rijk nl. 3,7.
Het gemiddeld aantal dagen werkloosheid per week en per werklooze was in de provincie Zeeland 5,8, Noord-Holland 5,6, Overijssel en Limburg 5,5, en in Utrecht 5,3; dus hooger dan in het geheele Rijk. Wat de groote steden betreft was bedoeld percentage te Amsterdam 5,7, te Utrecht en Nijmegen 5,6, te Tilburg 5,3, dus hooger dan-, te Haarlem 5,2, dus gelijk aan dat van het gehee e Rijk.
Het grootste gemiddeld aantal werkloozen kwam voor in groep IV (bouwbedrijven) nl. 10,9 pCt. In groep II (diamantbewerking) bedroeg het percentage werkloozen 2,8, in groep VI (houtbewerking) 2,3, in groepen XI, XII en XIII (metaalbewerking) en XVII (bereiding van voedings- en geno middelen) 1,9, in eroep XV (textielnijverheid) 1, in groep XXIV (vrije beroepen) 0,9, in groep III (drukkersbedrijven) 0,5, in groep IX (lederbewerking) 0,4. Geen werkloosheid kwam o.a. voor in groep I (aardewerkfabricage) en in groep X (mijnwerkers). Ten aanzien van enkele bedrijfsgroepen afzonderlijk kan nog het volgende
medegedeeld worden. , ,, ,
Groep III (Drukkersbedrijven). Terwijl het percentage der werkloozen dezer 8TO6D 0 5 was voor het geheele Rijk, was dit te Haarlem 1,3, te Amsterdam 0,8, te Utrecht 0,5, te 's-Gravenhage 0,4, te Rotterdam en Groningen 0,3, te Nijmegen 0 1 Te Leiden en Tilburg waren geen werkloozen.
' Groen IV (Bouwbedrijven). Bij de beoordeeling van deze cijfers houde men in 't oog, dat er uit het geheele Rijk slechts omtrent 9037 bouwvakarbeiders
ongaven ontvangen zijn. , , ,
Met uitzondering van de voegers, waaromtrent de opgaven gering in aantal zijn was de werkloosheid het grootst onder de opperlieden, 16,9 ; onder de schilders
was 17 7 pCt. werkloos, onder de metselaars 16,3 pCt., onder de timmerlieden 5 1 pCt' Men lette hierbij op hetgeen in de tabellen in de noot bij den groep „Bouwvakarbeiders" is medegedeeld. Alle vakken tezamen genomen was het percentage der werkloosheid te Amsterdam (18,3), Rotterdam (13,1), Leiden (12,7), Arnhem (12) hooger dan voor het geheele Rijk. Te Amsterdam werd dit aa. veroorzaakt door de groote werkloosheid onder de schilders, 37,1 pCt., terwijl te Rotterdam dit percentage sterk beinvloed werd door de percentsgewijze groote werkloosheid onder de opperlieden, waarvan de opgaven echter een zeer gering aantal leden
betroffen. ^ xm (Metaalbewerking). De werkloosheid onder de metaalbewerkers te Amsterdam 2,5, was hooger dan die in het geheele Rijk (1,9).
Groep XVII. (Bereiding van voedings- en genotmiddelen). De opgaven hebben betrekking op é 127 verzekerde arbeiders, waarvan 5 308 werkzaam als sigarenmakers of tabaksbewerkers. De werkloosheid van alle vakken tezamen was o.a te Amsterdam 4,8 of hooger dan voor het geheele Rijk. Dit werd vnl. veroorzaakt door groote werkloosheid onder de sigarenmakers en tabaksbewerkers (6,8 pU). Te Rotterdam was dit percentage 2,4.
Maart (.mars) 1911.
De gegevens over Maart hebben betrekking op 502 vereenigingen met 44 328
VCrZ<Deze 502 organisaties kunnen als volgt verdeeld worden: a. 310vakorganisaties niet bij een gemeentelijk werkloozenfonds aangesloten met 26 137 leden, waarvan 25 475 tegen werkloosheid verzekerd waren; ö. 178 vakorganisaties bij een gemeentelijk werkloozenfonds aangesloten met 18 291 leden, waarvan 17 633 verzekerd- c. 14 algemeene vereenigingen (niet-vakorganisaties) bij gemeentelijke werkloozenfondsen aangesloten met 1 220 verzekerde leden.
Het totaal aantal leden werd door vele der sub c genoemde vereenigingen
(bv afd. van Patrimonium) niet opgegeven; daaronder toch bevinden zich vele
personen die geen arbeider en wegens den aard hunner betrekking nooit werkloos zijn en zich dus nimmer tegen werkloosheid zouden verzekeren. De bij het Haagsche werkloozenfonds aangesloten vereenigingen welke voor deze statistiek
curius" en 31 van den Ned. Bond van Boekverkoopersbedienden.