Krijgt een nieuw e^t r u i Gebreide jumper met lange mouwen voor een kindje van drie jaar MATERIAAL: 175 gr lichtblauwe wol, een restje rode en gele wol, breinld. no. 2%, 3 knoopjes. Maten: Bovenwijdte 60 cm, lengte 30 cm, lengte mouwnaad 24 cm. Toegepaste steken: Tricotst.: recht op de voorkant en aver. op de achterkant van het werk. Boordpatroon: 1 recht, 1 averecht. 12 st. in tricotsteek gebreid, zijn 4 cm breed. Rugpand: Zet met blauwe wol 70 steken op en brei 6 cm in boordpatroon. Meerder nu over de toer verdeeld 10 st. Meerder daarna nog 5 maal, telkens na 2 cm, aan begin en einde van de toer 1 st. (90 st.).
Brei hiermee tot het werk 17 cm lang is of een andere gewenste lengte heeft. Kant dan voor de armsgaten aan beide kanten achtereenvolgens 3, 2 en 4 maal 1 st. af (72 st.). Verdeel nu het aantal steken in tweeën voor het rugsplit en voltooi beide delen afzonderlijk. Brei lang het splitje 3 st. steeds recht. Kant, wanneer het armsgat 12 cm hoog
is aan het begin van de volgende 3 toeren, die bij het armsgat aanvangen 8 st. af voor de schouder en de overige st. ineens voor de hals. Voltooi de tweede helft in tegengestelde richting. Voorpand: Brei de boord, zoals voor het rugpand is aangegeven. Meerder boven de boord 10 st. en ga dan in tricotsteek verder; meerder bij de zijnaden zoals bij het rugpand. 2 cm boven de boord breit u 2 toeren in tricotsteek met rode wol. Brei
dan weer 6 cm met blauwe wol; eindig met een aver. toer. Brei nu 30 st. recht met rode wol, laat de draad hangen en brei 28 st. recht met blauwe wol, hecht een tweede rode draad aan en brei de overige 30 st. recht met rode wol. Brei terug ook 30 st. rood, 28 st. blauw en 30 st. rood. (Sla bij het verwisselen der kleuren de draden even om elkaar heen). Brei dan weer met blauwe wol verder, zoals voor het rugpand is aangegeven, doch zonder split, tot de armsgaten 9 cm lang zijn. Brei nu 30 st. en neem deze op een extra naald, kant 12 st. af, brei de toer uit. Brei met de laatste groep steken het rechterschoudertje af. Kant aan het begin van de beide volgeride toeren, die bij de hals aanvangen achtereenvolgens 3, 2 en 1 st. af. (24 st.). Kant op de zelfde hoogte als bij het rugpand de st. van de schouder op dezelfde wijze af. Hecht de wol aan de halszijde van de overige st. en voltooi de linkerschouder zoals voor de rechterschouder is aangegeven, doch in tegengestelde richting. Mouwen (beide hetzelfde): Zet voor het manchetje 45 steken op en brei 4 cm in boordpatroon. Meerder nu over de toer verdeeld 10 st. Meerder daarna 8 maal, telkens na 21/!» cm, aan het begin en einde van de toer 1 st. (71 st.) Brei tot de mouwnaad 24 cm lang is of een andere gewenste lengte heeft. Kant nu aan ’t begin van elke toer 1 st. af tot er nog 22 st. op de nld. zijn. Kant dan aan beide zijden achtereenvolgens 2 en 3 st. af, de overige steken ineens. Afwerking: Span de delen op de juiste maat en strijk ze op de achterkant en onder een vochtige doek. Naai de schouder-, zij- en mouwnaden dicht. Zet de mouwen in. Neem de randlussen langs de hals op. Brei met blauwe wol 4 toeren in 1 recht, 1 aver. en 6 toeren in tricotst., daarna 2 toeren r. met gele wol, 2 toeren in tricotst. met blauwe wol, 2 toeren r. met gele wol. Kant af. Borduur in maassteek op het voorpand de poppetjes met rode en gele wol en de steekjes boven de rode randjes met gele wol. Omhaak het rugsplit met 1 toer vasten en maak hierbij drie lusjes aan de rechterkant. Strijk de naden en het borduurwerk en naai de knoopjes aan de linkerkant van het split.