EEN SINTERKLAASVERHAAL VOOR KINDEREN DOOR
Aoja. vnüeaeu ickaot
Sinterklaas zat met een rimpel boven z’n neus te denken. Het liep tegen vijf December en al een maand was het in zijn paleis een drukte van belang. Piet had een lijst gemaakt met de namen van de kinderen, die het hele jaar zoet geweest waren en een tweede lijst waarop de ondeugende rakkers, de luilakj es en de snoepers stonden, en iedere dag had hij lopen sjouwen met boeken en poppen, met treinen en spelletjes. De schimmel werd al ongeduldig. Hij verlangde naar een flink ritje op de daken. Maar Sint wilde al zijn cadeautjes nog eens bekijken. „Hm,” mompelde hij, „dat is dus een pop voor Rietje Vermeer en een boek voor haar broertje Jan. Dit paardje moet Klaas de Vries hebben en kleine Bobbie krijgt.... Hé, wat is dat nu? Piet!! Kom eens hier!” Zwarte Piet, die druk aan het pakken was, kwam haastig aanhollen. „Ja, Meester, hier ben ik al!” — „Piet,” zei Sint streng, „je bent slordig geweest. Je hebt Bobbie de Leeuw vergeten! Kijk maar op de lijst!” — „Ja, warempel,” zei
Piet verbluft, maar wat moesten ze nu doen? ’t Was Vrijdagavond, alle zaken waren al dicht en de volgende dag ging de boot weg! Piet kreeg een idee.
Hij zou eens in de grote loods gaan kijken waar het speelgoed bewaard werd, dat Piet en de Sint het vorig jaar mee terug genomen hadden. Het was bestemd voor de kinderen die het niet verdiend hadden, omdat ze erg stout geweest waren. Piet ging op zoek en spoedig had hij Harlekijn gevonden. Het was een dwaas ventje met een gezichtje waar je om lachen moest. Hij maakte de gekste bewegingen als je aan een touwtje trok. Toen Harlekijntje hoorde, dat hij op reis zou gaan, was hij gewoonweg niet meer tot bedaren te brengen. Dat begon
Piet te vervelen. Hij nam het malle mannetje onder zijn arm en bracht het naar de Sint. „Als je je goed gedraagt, mag je mee naar Holland,” beloofde de heilige man. „We brengen je dan naar Bobbie de Leeuw, die zijn voet gebroken heeft.”
„Komt in orde Sint,” beloofde Harlekijn en hij ging gewillig slapen. Toen hij ’s morgens wakker werd stonden de zakken vol speelgoed al op het schip en Harlekijn, die boven in een zak gestopt was, stak af en toe zijn grappige kopje boven het randje uit en keek nieuwsgierig rond, want hij wilde weten, wat er allemaal gebeuren ging. „Toeoet,” zei de fluit en het schip ging varen. Het begon zachtjes te schommelen en Harlekijn werd er een beetje slaperig van. Hij begon een praatje met zijn buurman, een hobbelpaard. „Ben jij ook zo benieuwd?” fluisterde hij. „Dat gaat nogal,” hinnikte het hobbelpaard. „Als de kinderen mij maar niet aan mijn staart trekken.” — „Ja,” peinsde Harlekijn, „zo'n staart is lastig. Ik ben blij, dat ik er geen heb; maar
waarom heb je hem dan ook niet thuis gelaten?” Het hobbelpaard snoof verontwaardigd. Welk fatsoenlijk paard laat er nu zijn staart thuis! Harlekijntje luisterde al niet meer. Hij zag iets heel anders dat zijn aandacht trok. Het was een oude matroos, die langs liep. Harlekijntje stak zijn hoofd boven de zak uit. „Goeie morgen," piepte hij. De matroos keek verbaasd naar links en naar rechts. „Zie je mij niet?” piepte Harlekijn weer. — „Hé, wie ben jij?” vroeg hij. „Ik ben Harlekijn, ik kom uit Spanje en we gaan nu naar Holland.” — „Dat is een hele reis,” zei de matroos. „Maar ik moet nu verder gaan, want ik geloof dat er slecht weer op komst is en dan is er nog veel werk te doen.” Toen het avond werd kwam de voorspelling van de matroos uit. Het begon toch te stormen! Het schip slingerde verschrikkelijk. Alle poppen en paarden werden ziek en ook Harlekijn voelde zich akelig worden. „Oh,” kermde hij. „waren we toch maar nooit naar Holland gegaan! Wat ben ik toch ziek!”
„Zo, en waar zijn nu je praatjes?” hoorde hij plotseling. Het was Zwarte Piet, die eens kwam kijken hoe zij ’t maakten. „Zo ziek,” klaagde Harlekijntje.
„Ja dat wist ik wel,” zei Piet. „In Spanje had je zoveel te vertellen en toen heb ik je nog gewaarschuwd!” „Ja,” knikte Harlekijntje met een bleek snoetje. Zwarte Piet kreeg toch weer medelijden met hem. „Kom maar mee naar het dek, dan zul je misschien een beetje opknappen.” Hij nam hem mee naar boven en bracht hem bij Sint Nicolaas. „Zo, zo, jongeman, ben je zo ziek?” vroeg deze. „Oh, wat schommelt dat nare schip,” huilde Harlekijntje. „Kom maar op mijn knie zitten, dan kun je je aan mijn baard vasthouden,”
zei de goede Sint. Zo ging het veel beter. Eerst werd het manneke vrolijk en uitgelaten en tenslotte viel het in slaap. Na een paar dagen kwam de stoomboot in Amsterdam aan. Harlekijn was weer helemaal beter en had praats voor tien. Hij keek zijn ogen uit naar alle kindertjes, die zo mooi zongen toen de Sint op zijn schimmel van boord reed. „Zie ginds komt de stoomboot” zo begon het liedje en Harlekijntje zong al gauw dapper mee. Toen het donker begon te worden zei Sint Nicolaas: „Beste Piet, zullen we nu maar op stap gaan? Heb je de lijst met namen niet vergeten?” „Nee meester, hier heb ik hem al,” zei Piet en de schimmel hinnikte een paar maal van plezier. Hij hield
wel van zo’n ritje over de daken en hij dacht al aan het lekkere hooi en de heerlijke wortels, die hij in de klompjes en de schoentjes zou vinden. Zo gingen ze op pad en het hobbelpaard werd het eerst in een huis gebracht. „Nou dag hoor," zei Harlekijn, toen Piet het paard uit de zak pakte. Het hobbelpaard wuifde met zijn staart en toen ze weer verder gingen, zei Zwarte Piet: „Nu jij, Harlekijn”. Ze kwamen bij een hoge schoorsteen en Piet pakte Harlekijn uit de zak. „Dag hoor....!” riepen alle andere poppen en beesten en toen zweefde hij al door de lucht. Zwarte Piet sprong op de rand van de schoorsteen en klom naar beneden. Harlekijn vond het wel een beetje angstig in het donker en hij was maar wat <jlij toen ze weer op de begane grond kwam’en,
waar het schoentje van Bobbie met lekker vers hooi voor het paard te wachten stond. Piet nam het hooi weg en zette Harlekijntje ér voor in de plaats. Hij keek nog even in het bedje waar Bobbie lag te slapen en
knikte voldaan. „Bobbie is altijd een leuke jongen geweest,” zei hij, „denk er aan, dat je vooral aardig voor hem bent.” Harlekijn beloofde dit plechtig en nadat hij afscheid van Zwarte Piet had genomen, klom deze weer door de schoorsteen omhoog. Spoedig was hij verdwenen, want hij had nog veel te doen, deze nacht. En Harlekijntje nestelde zich nog wat behaaglijker in het schoentje. Hij had een lange prettige reis gemaakt, maar hij was toch blij, dat hij die nu achter de rug had. Met Bobbie zou hij het best kunnen vinden. Het duurde toen ook niet lang of Harlekijntje viel in slaap en hij droomde heerlijk van Spanje, stoomboten, hobbelpaarden en spoortreinen.
VOOR DE KLEINTJES Hieronder vinden jullie een Sinterklaasliedje, dat er een beetje vreemd uitziet. Dat komt omdat alle a-tjes en o-tjes, u-tjes, i-tjes en e-tjes eruitgelaten zijn. Kunnen jullie zorgen dat
het liedje er weer uitziet- zoals het hoort? Ik zal jullie verklappen wat er ingevuld moet worden. Let op, er meet in: 17 X a, 10 X aa, 9 X c, 2 X oo, 5 X ce. 2 X ou, 2 X u, 2 X eu, 19 X c, 6 X ee, 1 X ei, 2 X ie, 1 X l en 5 X ij. Doe je best maar!
D..r w.rdt „n d. d..r g.Id.pt, H.rd g.kl.pt, z.cht g.kl.pt, D..r w.rdt ..n d. d..r g.kl.pt, W.. z.. d.t z..n ? W..s m..r g.r.st m..n k nd, .k b.n ,.n g..d. vr.nd, W.nt .1 b.n .k zw.rt .Is r..t, ’k M..n h.t t.ch g..d.
W.nt ,k k.m v.n S.nt N.k.L.s, S nt N.k.l..s, S.nt N.k.L.s, ’k H.b v..r j.. m..n kl..n. b..s M...S .n m..n z.kl B.n j. g..d z..t g.w..st, W..s d.n m..r n..t b.vr..sd, W.nt d.n z.ndt S.nt N.c.L.s F..n sp.c.Ls ! J