ONS VERVOLGVERHAAL door
KORTE INHOUD: Bella Grace, weduwe van John Lee die zij in stilte heeft gehuwd tijdens de oorlog, reist naar Italië om haar zoontje Tony op te halen. Tot haar ontzetting ervaart zij dat haar zuster Georgie, thans de rijke prinses di Montalto, Tony voor haar eigen kind uitgeeft. Terwïïle van Georgies schoonmoeder stemt Bella erin toe om haar kind alsnog niet op te eisen. Zij blijft als gouvernante, trots de tegenwerking van graaf Paolo Rondi. Tijdens een volksfeest wordt zij van Tony gescheiden en in een huis gedreven. Daar ontmoet zij een man die niemand anders blijkt dan John Lee — haar doodgewaande echtgenoot. Hij vertelt dat hij Vanni de rover is en dat hij Tony wilde schaken om een groot losgeld te krijgen. Diezelfde avond vraagt de oude prinses of Bella een Engels familielid, een zekere Lord Summers, kan ontvangen. Tot haar verwondering herkent Bella in hem een ex-collega van kantoor, die haar een huwelijksaanzoek deed, die zij afschreef, doch die haar nog steeds lief heeft. Er wordt een partij gegeven, tijdens welke Paolo Rondi zijn verloving met Georgie bekend, maakt. John Lee is ongemerkt binnen gekomen, doch de politie doet een inval. John wordt gewond, maar kan toch ontsnappen. De volgende morgen mist Georgie haar parelsnoer; het is Rondi die het gestolen heeft, maar hij werpt de schuld op Vanni (John Lee). Bella heeft een pijnlijk onderhoud met Jim Summers, die haar wil overreden hem haar jawoord te geven. Uit angst voor Vanni weigert Bella.
„Maar Bella, zie je de waanzin daarvan dan niet in? Ik geef je de verzekering, dat als ik ook maar het minste vermoeden had, waar die vent zich ophield, ik hem onmiddellijk aan de politie zou uitleveren. Er bestaat toch zo iets als gehoorzaamheid aan de wet en maatschappelijke orde. Je hebt toch je plichten tegenover de mensheid. Zou jij een schurk willen helpen, om hem de gelegenheid te geven een volgende maal weer zijn misdaden te begaan?” Ze wist, dat hij oprecht meende, wat hij zei en dat het hem met zijn aard, die hem dwong bij alles recht door zee te gaan, ook niet mogelijk was, de dingen anders aan te voelen. Maar daardoor werd alles voor haar steeds moeilijker. Ze kon het niet over haar hart verkrijgen, Vanni aan iemand uit te leveren. Ook niet aan Jim. Hij was en bleef toch haar man. En zelfs al was hij dat niet geweest, dan nog zou een zeker gevoel van edelmoedigheid haar hebben weerhouden, hem te verraden. Er scheen niets anders op te zitten, dan voorlopig alleen op zichzelf te
vertrouwen en af te wachten, hoe de toestand zich zou ontwikkelen. Misschien kwam er een onverwachte oplossing. „Antwoord me, Bella,” zei Jim nu. „Ben je van gedachte veranderd sinds je hier in Italië gekomen bent?” Langzaam wendde ze haar gezicht naar hem toe. Er lag een zonderlinge uitdrukking op: half wanhopig, half vastberaden. „Ja Jim, ik geloof het wel,” zei ze bijna onhoorbaar. „Het dient nergens toe, dat wij er nog langer over praten. Wij moeten voorgoed afscheid nemen.” Wat de woorden haar kostten, wist zij alleen. En vooral toen zij de uitwerking ervan zag. Zijn gezicht werd grauw van verdriet. „Dus het is toch waar, dat je niets om me geeft,” zei hij. De blik in zijn ogen was nu hard, bijna vijandig. „Je kunt ervan denken, wat je wilt. Misschien is het waar, wat je zegt. Ik weet zelf niet meer, wat ik voor je voel; denk er dus het slechtste van. Vergeet alles maar over mij en ga weg.”
Lange tijd keek hij haar zwijgend aan. Toen brak er iets in zijn starende ogen en er kwam een uitdrukking van weemoedigheid in. Hij zei rustig: „Jou vergeten zal ik nooit, al zou ik het willen. Maar ik zal doen wat je van me wilt en weggaan.” Ze durfde hem haar gezicht niet te laten zien en keerde zich van hem af. Er kwam een mist voor haar ogen. Toen ze weer opkeek, was Jim verdwenen. VERWIKKELINGEN. Een uur later ging Jim uit San Vincenzo weg. Hij nam de trein naar Rome. Het was hem onmogelijk meteen weer naar Engeland terug te gaan. Voor hij wegging, had hij een briefje aan Prinses Theresa geschreven, waarin hij haar bedankte voor haar gastvrijheid en mededeelde, dat hij plotseling voor zaken op reis moest. Deze brief werd ’s middags bezorgd, terwijl Bella bij de oude dame zat. „Jammer dat ik Lord Summers niet meer gezien heb,” zei de prinses. „Hij leek me een sympathieke man. En het was aardig van hem, ons te komen bezoeken. Vooral, omdat er sinds lang een familievete bestaat tussen de Summers en de Montalto’s.” „Hoe is die vete ontstaan?” vroeg Bella. Ze voelde zich dankbaar gestemd, toen ze merkte, dat Jim er niets van had gezegd, dat ze elkaar in Engeland hadden leren kennen. „Ik heb je, geloof ik, verteld, dat de vader van mijn man getrouwd was met de dochter van een Engelse graaf, is het niet? Zij was het enige kind van Lord Summers en toentertijd waren de Summers zeer rijk. Lord Summers liet vrijwel zijn hele vermogen aan zijn dochter na en het werd besteed aan de opbouw van de Montalto-bezittingen hier in Italië. Alleen een klein deel van zijn vermogen en de titel kwamen aan zijn neef in Engeland. Maar, weet je, er was een vreemde bepaling in het testament van de oude Lord Summers opgenomen. Drie generaties lang moest er een mannelijke afstammeling in het geslacht van de Montalto’s geboren worden, wilde men het fortuin behouden. Gebeurde dat niet, dan zou al het geld weer aan de Summers terug vallen.” „Ja, wat vreemd,” zei Bella langzaam. „Als Tony dus niet....” „Juist, als Tony niet geboren was, of als het kind een meisje was geweest, zou het vermogen voor ons Montalto’s verloren zijn gegaan. Ik zou wel eens willen weten, of de tegenwoordige Lord Summers deze geschiedenis kent. Hij leek me helemaal geen man, die zich in zulke familie-aangelegenheden verdiept of er zich zelfs maar voor interesseert.” Bella liet haar handen stil in haar schoot rusten. Het werd haar zo wonderlijk te moede. Het leek wel, of de verwarde complicaties, waarin hun levens waren terecht gekomen, steeds ingewikkelder werden. Nu moest zij tot de ontdekking komen, dat Tony, haar eigen kind, Jim door de omstandigheden beroofde van het erfdeel, dat hem anders zou zijn toegevallen. Kon men van het
leven een groter ironie verwachten? INTUSSEN had Kit.zich in Rome geïnstalleerd. Hij had een klein hotel gevonden in het goedkoopste deel van de grote stad. Dit was de wijk, waar schilders en andere artisten bij voorkeur woonden. Men vond er dan ook een mengeling van allerlei nationaliteiten. Kit had zijn schildersbenodigdheden meegenomen en men kon hem dikwijls zien dwalen, tussen de ruïnes van het Forum of over de met olijfbossen bedekte heuvels. In zijn kunst trachtte hij zichzelf te vergeten. Makkelijk was dat niet; het was bijna onmogelijk met het oude af te rekenen en alle illusies op te geven. Zijn liefde voor Georgie had zo sterk in hem wortel geschoten, dat dit gevoel bijna een deel van hemzelf geworden was. Er was een tijd geweest, dat hij dacht, dat zij ook van hem hield. Hij had toen gemeend dat hij in zijn werk alles zou kunnen bereiken en dat hij zeker een groot schilder zou worden. Hoe heerlijk is het leven, als men meent, dat men alles kan overwinnen, voortgedreven door de machtige stuwkracht van een grote liefde. Maar nu scheen hij alles te hebben verloren. Zijn geest was dor en levenloos, zijn werkkracht werd lam geslagen, omdat hij Georgie niet kon vergeten, al weerde hij iedere gedachte aan haar krampachtig af. Hij hoefde maar een krant op te slaan of hij zag haar foto en daaronder het verhaal van de gestolen parels. De beroemde Montalto-parels! Het feit dat de diefstal samen viel met een geheimzinnig bezoek van Vanni aan San Vincenzo, scheen naar slechts één oplossing te wijzen. Maar Kit kon deze oplossing niet
aanvaarden. „Georgie was altijd slordig met haar dingen,” dacht hij. „Waarschijnlijk heeft een van de bedienden zijn kans waargenomen. Ik geloof zelfs niet dat Vanni |in San Vincenzo was; ze hebben er een soort melo-drama van gemaakt.” Op een dag gebeurde er iets, dat plotseling een vleug van hoop in zijn hart deed "herleven. Jiij liep een tweedehands winkeltje in een van de oudste straten van Rome binnen. Hij kende Tullio, de eigenaar, van vroeger. Hij was een klein, uitgedroogd mannetje met een bos verward, grijs haar. Kit wist, dat een bezoek aan hem altijd de moeite loonde. Het vertrek was tot aan de zoldering volgeladen met schilderijen, beelden en pottenbakkerswerk. „U bent op de juiste tijd gekomen, Signor Farrow,” zei het oude mannetje, terwijl hij zich plezierig in de handen wreef. „Weet u nog, dat u me drie van uw schilderijen bracht, de laatste keer, dat u in Rome was?” „Je wilt me toch niet vertellen, dat ze verkocht zijn?” „Dat is het juist, Signor! Het waren uitstekende schilderijen. En ze hebben goed geld opgebracht. Ik zal het u geven. Mijn commissieloon heb ik er afgehouden, als u het goed vindt.” Vervolg op pag. 44 W. G>L vTr
BLIJF VAN MIJN KIND AF
Vervolg van pag. 43 „Zo, bedien jij jezelf tegenwoordig, ouwe boef. Ik zou wel eens willen weten, wat de schilderijen werkelijk hebben opgebracht.” Maar Kit kon niet boos op hem zijn. Bovendien liet hij het zakelijke deel, dat bij zijn werk hoorde, maar al te graag aan een ander over. S IGNOR, waar ziet u mij voor aan? Dat ik u zou bestelen?” zei Tullio met goed gespeelde verontwaardiging. „Oh, ik mag je wel,” zei Kit hartelijk. „En wat je denkt dat je toekomt, gun ik je van harte. Maar weet je wel, dat je een slechte reputatie hebt? Er wordt zelfs van je verteld, dat je gestolen goed verkoopt.” „Ik? Gestolen goed? De hemel mag mijn getuige zijn,” riep de oude man met theatraal naar boven geheven handen. „Trek je er niet al te veel van aan, ouwe jongen,” troostte Kit lachend. „Overigens zou ik je een goeie raad willen geven. Ga een zaakje openen in San Vincenzo. Je zult daar een overstroming krijgen van nieuwsgierige toeristen, wanneer het bekend wordt, dat Vanni daar heeft geopereerd. Je hebt toch zeker wel van zijn laatste escapade gehoord? In vertrouwen gezegd, geloof ik helemaal niet, dat hij er geweest is.” Tullio klopte Kit geheimzinnig op de schouder. „Hij is er wèl geweest,” zei hij fluisterend. „Ik kan u ook nog vertellen, dat men voorlopig niets meer van Vanni te horen zal krijgen. De politie heeft raak geschoten deze keer. Vanni is gewond.” „Hoe weet je dat allemaal, slimmerik?” vroeg Kit vermaakt. „Maar als het waar is, wat je zegt, spijt het me voor de kerel. Ik mag die Vanni wel. Hij heeft de arme boerenbevolking op zijn hand en hij doet een hoop goed voor hen....” „Vanni heeft lange tijd geluk gehad,” zei de oude Tullio ernstig. „Hij heeft zijn bende bij elkaar gehouden. Hij heeft geen moord op zijn geweten. Hij heeft de rijken bestolen, om er de armen mee te helpen. Maar op een goeie dag zal het verkeerd met hem aflopen. Op een goeie dag zal zijn geweer af gaan.... tik-tak.... En een politieagent of iemand anders zal dodelijk getroffen worden. Dan is het met Vanni gedaan. Dan krijgt hij levenslang voor een vrijbuiter als hij. In een kleine cel.... jaar in, jaar uit....” „Nee, dat zou niet leuk voor hem zijn,” vond Kit peinzend. „Maar waarom ben je zo somber en denk je, dat Vanni op die manier aan zijn eind zal komen?” „Omdat het met al die lui van zijn slag zo gaat. Ze worden overmoedig, wanneer hun lang voor de wind gaat.” „Ja, ze zijn niet allemaal zo slim als jij, Tullio; jij staat met je ene voet in de onderwereld en met je andere in de ordelijke maatschappij-” „Signor, word nu niet persoonlijk tegen de oude Tullio.” „Van mij hoef je nooit kwaad te verwachten, brave man. Ik hoop, dat Vanni net zo verstandig zal zijn als jij.” Tullio begon zachtjes te grinniken. „Vanni is soms werkelijk grappig,” zei hij. „Op een keer ontvoerde hij een vette, steenrijke koopman en
verborg hem in zijn huis in de heuvels. De rijke koopman werd ziek en daarom ontvoerde Vanni een dokter, om de koopman te behandelen. Is ie even goed? Die dikke, rijke man leed aan indigestie. Daar in Vanni’s schuilplaats in de bergen werd hij weer beter met de hulp van de dokter. Toen het losgeld betaald was, bracht Vanni de beide heren in zijn auto weer terug. En weet u, wat ze deden? Ze bedankten hem met tranen in de ogen. De rijke man omdat hij was genezen van zijn indigestie, waaraan hij al jaren had geleden. En de dokter omdat hij op slag beroemd geworden was.” Kit kon zijn lachen niet bedwingen. „Je zou gaan geloven, dat personen ontvoeren een zeer menslievende bezigheid is, als het maar de juiste personen zijn,” zei hij. „Maar zeg, Tullio, mag ik nu eens een kijkje nemen, om te zien of er iets voor mij bij is vandaag?” „Ga uw gang, Signor.” Makkelijk was het niet, in het stoffige allegaartje datgene te vinden, wat de moeite waard was, maar Kit had een goede neus voor antiquiteiten. Hij bleef tenslotte staan voor een oude meester, die zijn belangstelling had opgewekt. Nauwkeurig en met kennersblik bestudeerde hij het doek en waarschijnlijk, omdat hij daar zo stilletjes in dat donkere hoekje stond, vergat Tullio hem. Vaag werd Kit zich na een poos bewust van het geluid van fluisterende stemmen: tot plotseling een bepaalde stem harder uitschoot en hem met een schok tot de werkelijkheid terug bracht. Hij kende die stem. Hij kon zich onmogelijk vergissen, het was die van Paoli Rondi. Hij hoorde hem duidelijk zeggen: „Ik moet contant geld hebben. En gauw .ook, begrijp je? Er is niets aan de hand met de parels, als je daar soms bang voor bent, ouwe rat.” IT, die geknield op de grond lag, “ om zijn vondst beter te kunnen bekijken, gluurde voorzichtig om het hoekje van het schilderij. Dicht bij het raam zag hij Rondi naast Tullio staan. Tullio mompelde iets, wat hij niet kon verstaan. Hij hield een parelsnoer tegen het licht. Het duurde maar een ogenblik, maar dat was voldoende voor Kit, om het kostbare voorwerp te herkennen. Het kon niet anders dan Georgies halssnoer zijn. Hij herkende het aan het diamanten slot. Kit trok zich weer in het duister terug en hield zich doodstil. De twee mannen gingen de achterkamer binnen, en sloten de deur achter zich. Rustig stond Kit op en verliet het winkeltje. Bij de hoek verborg hij zich in een portiek, om Rondi op te wachten. Toen de man verschenen was volgde hij hem ongemerkt. Rondi ging naar het station en nam het lokaaltreintje naar San Vincenzo. Kit was nu in een moeilijk parket. Gesteld dat hij naar de politie ging, om te vertellen, wat hij ontdekt had. Dat zou betekenen, dat hij Tullio in moeilijkheden bracht en tenslotte had de oude man hem een goede dienst bewezen. Kit had een hevige afkeer van Rondi, maar toch viel het hem moeilijk aan te nemen, dat hij de dief van het halssnoer was. Het was bijna ondenkbaar dat Georgie door haar verloofde was bestolen. Misschien was Georgie in moeilijkheden: misschien had zij Rondi gevraagd, de parels voor haar te verkopen. Maar waarvoor kon zij geld nodig hebben? Zij leefde immers in overvloed. Of wilde zij het aan
Rondi geven, zonder dat iemand het mocht weten? Dat zou niet onwaarschijnlijk zijn. Hoe dan ook, het waren zijn zaken niet.... Dat was echter makkelijker gezegd dan gedaan. Kit kon zich niet van de gedachte bevrijden. Hij had er een slapeloze nacht door, maar daarna wist hij, wat hij onder deze omstandigheden het beste kon doen. Hij vroeg Bella aan de telefoon. VERDWENEN. Twee of drie dagen nadat Jim uit haar leven was weggegaan, werd Bella ziek. Ze kreeg koorts zonder dat ze werkelijk ziek was. Ze begreep, dat het de reactie was op de ellende en de zorg, die zij had doorgemaakt. Zij werd nog steeds verteerd door gevoelens, die haar verwarden en die zij zelf niet helemaal kon verklaren. Zij was mager geworden en voelde zich moe en uitgeput. Intussen was het leven in de villa zoetjes aan weer rustig geworden: Vanni hield zich stil en Georgie was ongewoon lief en hartelijk voor haar zusje. „Lieveling, je hebt veel te veel van jezelf gevergd met al je zorgen voor Tony,” zei ze. „O nee, Georgie, dat is het niet. Je weet toch, wat het voor me betekent, bij hem te kunnen zijn.” „Ja, dat weet ik wel,” zei Georgie haastig. Zij kon nog steeds niet hebben, dat Bella er op zinspeelde, dat Tony Bella’s kind was. „Maar je kunt toch wel een paar dagen vacantie nemen? Je hebt het beslist nodig, weet je. Je kunt gaan, waarheen je wilt, — zonder Tony bedoel ik, zodat je even van alle zorg af bent, — ik betaal alles voor je.” „Dat is erg lief van je, Georgie. Maar ik wil nergens heen gaan.” Toen zij weer met Paolo Rondi samen- was, vertelde Georgie hem van Bella’s koppigheid. „Ze wil beslist nergens heen, Paolo. Ze is werkelijk verschrikkelijk halsstarrig. Ze wil ’t liefst hier blijven, al voelt ze zich nóg zo ziek. Daarom snap ik niet, dat je je nog bezorgd om haar maakt. Zó aardig is ze niet tegen je.” „Mijn liefje, je denkt toch niet, dat ik zo kleinzielig ben, me ’ iets van Bella’s antipathie aan te trekken?” vroeg Rondi met een huichelachtige glimlach. „Ik wil alles voor haar doen, omdat ze jouw zuster is. Maar als ze ervoor bedankt, dan houdt alles op. Overigens is haar gehechtheid aan het kind nogal overdreven, vind je niet?” Weinig op haar gemak keek Georgie hem van terzijde aan. Ofschoon ze luchthartig en zorgeloos was, vroeg ze zich nu toch af, of hij, haar verloofde, er- geen recht op had, te weten, dat Tony niet haar, maar Bella’s kind was. Maar ze was zó door hem ingepalmd, dat ze bleef zwijgen, uit angst, iets aan hun verhouding te zullen bederven. Van zijn kant voelde Paolo Rondi, dat hij hoe langer hoe meer het land aan Bella kreeg. Hij was verscheidene keren, niet alleen naar
Rome, maar ook naar Napels geweest, waar het cafeetje „La Rosa” druk door hem werd bezocht. Hij was goed ingelicht en wist, dat Vanni voorlopig van het toneel verdwenen was, om zijn wond te laten genezen in zijn schuilplaats in de heuvels „Torre Rossa”. Rondi hield heimelijk contact met enkelen van Vanni’s ontrouwe handlangers. Al deze mannen waren woedend, omdat Vanni hun verboden had, het prinsje te ontvoeren. Uit deze ontmoetingen was in Rondi’s brein een plan geboren, dat even stoutmoedig als laaghartig was. Als hij dit plan wilde volvoeren zou Bella eerst uit de weg moeten worden geruimd, want hij wist, dat ze Tony zou beschermen, desnoods met gevaar voor haar eigen leven. „Even koppig als die andere Engelsen,” dacht hij verbitterd. Op een morgen werd Bella aan de telefoon geroepen en tot haar verrassing hoorde ze de stem van Kit: „Bella, luister ’ns even. Er is iets, wat ik je móét vertellen. Het gaat over Georgie en Rondi. Nee, ik kan het niet door de telefoon zeggen en ik heb er geen zin in naar San Vincenzo terug te gaan. Kun je niet naar Rome komen? Heus, het is verschrikkelijk belangrijk.” Snel dacht Bella na. Ze was ervan overtuigd, dat Vanni woord zou houden en geen poging meer zou doen, om Tony te ontvoeren. Wat was er dan tegen, dat ze een paar dagen wegging? De oude Prinses zou trouwens wel een goed oogje op hem houden. Tegen Georgie zei ze: „Ik heb nog eens nagedacht, over wat je me laatst voorstelde. Misschien kan ik ei’ nu wel een paar dagen tussen uit gaan. Vind je dat goed? Ik heb er al lang naar verlangd, Rome eens te zien....” Georgie toonde zich opgetogen. Er werd onmiddellijk een hotel in Rome opgebeld, om een kamer voor Bella te laten reserveren. En twee dagen later ging zij op weg. Niet zonder tranen van de kant van Tony. „Tannie Bella, je komt toch gauw terug? Beloof je het?” „Ik beloof het je,” zei ze ernstig, terwijl ze zich over hem heenboog en hem innig kuste. II EET je wel zeker, dat je het ’’ goed hebt gezien, Kit?” vroeg Bella met een spierwit gezichtje. Hii had haar van zijn ontdekking verteld, op de avond van haar aankomst in Rome, terwijl zij samen zaten te eten op het terras van een klein restaurant, dat hoog op een heuvel gelegen was. De grote stad, overgoten door de stralen van de ondergaande zon, strekte zich beneden hen uit en maakte een overweldigende indruk op het meisje. Wat zou ze ervan genoten hebben, als ze niet zo geschrokken was van wat Kit haar had verteld. ,.Ik ben er volkomen zeker van,” zei Kit. „Wat denk jij ervan?” (Wordt vervolgd)
Huismiddeltjes om zelf te bereiden
HOESTSIROOP; Dit nieuwe receptje tegenhoest en verkoudheid zal U zeker goed doen Neem een kwart liter kokend water en los hierin op een eetlepel suiker. Voeg hierbij de inhoud
van een 30 grams flesje Vervus (dubbel geconcentreerd), dat U bij elke apotheker en drogist voor slechts 90 ct. kunt kopen. Na even roeren is Uw kwart liter hoestsiroop gereed. Dosis: volwassenen 1 eetlepel, kinderen van 8 tot 12 jaar een dessertlepel, van 3 tot 8 jaar ’n theelepel, na elke maaltijd en voor het naar bed gaan. Het is doeltreffend en zeer voordelig. LINIMENT TEGEN RHEUMATIEK.
Het tweede receptje is een beproefd middel tegen rheumatiek, spierpijn en stijfheid. U heeft hiervoor nodig 15 gram Rheumagicolie (prijs slechts 80 ct.) en 85 gram brandspiritus. U vindt beide bij elke
apotheker of drogist, bcnua aeze twee bestanddelen in een schone fles goed door elkaar en Uw rheumatiekolie is gereed. Bevochtig de pijnlijke plaatsen ermede, niet wrijven en masseren, en de pijn verdwijnt direct. Het is de moeite waard om dit middeltje te proberen.
De ideale en goedkope bijverwarming ★ Verbruik 1/s Liter per uur. ★ Gemakkelijk verplaatsbaar. Geen schoorsteenafvoer. ★ Geheel uitschuifbare tank, inhoud 51/2 L. Geen brandgevaar. Gemakkelijk bij te vullen en te reinigen. Ook electrisch te gebruiken met ƒ 15.- extra voor electr. element. Groot model, dubbele capaciteit. QOA _ met af voer LuUi Verkrijgbaar bij alle vooraanstaande detaillisten in huishoudelijke artikelen i en verwarmingsinstallateurs.
AGAHERENGRACHT37OADAM'l i
een trekstuiting De „Lightning” treksluiting voor hals-en mouwsluitingen wordt geleverd in BLAUWE verpakking. • groene verpakking: voor sportkleding en jackets • rode verpakking : voor rokken en japonnen • paarse verpakking : voor taillesluitingen Product van Lightmng FastenersLtd. XT-jX Dochteronderneming van Imperia! LyyJ Chemical Industries Lid.
Uitgave: De Geïllustreerde Pers N.V., Hoofdkantoor Huidekoperstraat 20, Amsterdam-C, Postbus 497. Tel. 36.500. Giro 477.682 (uitsluitend voor post-abonnementen. Abonnementsprijs voor Nederland 30 cent per week of ƒ 3.90 per kwartaal. Losse nummers 35 cent. Voor België 6 fr. per nummer of 70 fr. per 13 nummers. Voor Indonesië, de Nederlandse Antillen en Suriname ƒ 3.90 per kwartaal; voor alle overige landen ƒ 4.40 per kwartaal. Voor inlichtingen over lopende en nieuwe abonnementen: „Margriet", afd. Abonnementen. Postbus 497, Amsterdam. De uitgeefster behoudt zich het recht voor de levering van „losse" nummers van dit tijdschrift of de inschrijving van abonnementen op dit tijdschrift zonder cpgave van redenen te weigeren. Adresveranderingen gelieve men tenminste 3 weken vóór de. datum van ingang op te geven. Vermeld s.v.p.: 1. vooral Uw oude adres; 2. in al Uw correspondentie of U het blad per bezorger of per post ontvangt; 3. of U het abonnementsgeld per week of per kwartaal betaalt. Adres voor België: De Geïllustreerde Pers N.V., Grote Steenweg 660, Berchem-Antwerpen, Postcheck 86491. Telefoon 499.445.