MMsnot ET IS Zondagavond in | Vera Cruz, het is middag in Nederland. Op de Coolsingel in Rotterdam, het HMÉ Oude Jans Kerkhof in Utrecht, de Brink in Assen, het Vrijthof in Maastricht en in de Kalverstraat te Amsterdam drentelen de eerste Zondagsgangers rond, maar een paar duizend kilometer verder, over de verlaten vlakten van het onder de zon geblakerde Mexicaanse land, in Vera Cruz aan de golf van Mexico, is het duister reeds gevallen. Vierkant is de Plaza de Armas met rondom de in Spaanse stijl uit kalksteen
opgetrokken torentjes en gebouwen. Het schaarse licht der lantaarns verleent de enigszins verveloze muren een onwezenlijk romantische glans. Vanaf het langgerekte balkon van het Palacio Mimicipal, het stadhuis, klinken schelle koperklanken: de Zondagspromenade wordt ingeluid. Daar beneden op het plein begint, zoals elke Zondag- en Donderdagavond de ommegang, de wandeling van vierhonderd meter in het rond, langs de volgepropte bankjes, rond het welverzorgd plantsoen. Arm in arm lopen de meisjes, drie aan drie. Zij paraderen aan de buitenkant van het trottoir, want bij de aanvang van deze promenade hebben de jonge mannen het binnenpad opgeëist. Elke keer als een ronde gemaakt is wisselen zij van baan. Eén deinende massa mannen en vrouwen met gitzwart haar en zwarte koologen, met zwarte en gele omslagdoeken, lichte blouses of khaki uniformen. Het uniform van de militair, die zo tegen negen uur met een paar getrouwen het plein komt opgelopen, verschilt weinig van de Mexicaanse jongens op de Plaza de Armas. Toch kijken ze op, deze jongens, die anders alleen oog hebben voor een lonk van de senoritas. Ze kennen de blauwe pet niet, ze hebben die onderscheidingstekenen nog niet eerder gezien. Zij en hun senoritas richten de blik op hem. Maar er wordt wat gemompeld, dan
weten ze het! Ze kennen hem uit de kranten, van beschrijvingen door de radio: El Principe Bernardo. Dertig uur heeft hij gevlogen van Nederland—Los Paises Bajos, zoals het hier heet — naar Mexico om goodwill voor ons land te kweken. Kort na het vertrek van Schiphol, na het afscheid van de Koningin en zijn dochters, toen het K.L.M.-toestel „Prin•ses Wilhelmina” tot 3000 m was gestegen, zei de Prins al tegen me: „Is ’t niet vreemd? Straks zullen we landen op dezelfde hoogte waarop we nu vliegen.” Inderdaad, Mexico City, de hoofdstad van
Mexico, ligt bijna op deze grote hoogte. Het was niet de eerste maal, dat Prins Bernard kennis maakte met het volk van dit land. Twee jaar geleden bracht hij een bezoek en men is deze geste nog niet vergeten. Ze kennen hem al hier in Latijns-Amerika, dus vervolgde de jongens- en meisjes-zee haar weg — vierhonderd meter rond het plantsoen. Op ’n terrasje met witte kalkbogen nam de Prins plaats en bestelde een glas bier. De Prins was weer temidden van „zijn” Latijns-Amerikanen, die hem een maand lang te gast hebben genood. Hun hoogovens hebben ze hem laten zien, hun glasfabrieken, waar met artistieke inslag kunstgewrochten worden geschapen. Ze leidden hem door hun militaire academies, door moderne flatgebouwen, langs havenétablissementen. Ze bespraken met hem de mogelijkheden van een verinniging van de handel tussen hun landen en het onze, over de verkoop van autobussen, landbouwwerktuigen, medische instrumenten en aardappelmeel. Maar tussen dit alles door lieten ze hem bij beetjes proeven van hun eigen beschaving, die zo duidelijk tot uiting komt in hun dansen en gezangen, bovenal in hun ongeëvenaard improvisatievermogen. Bij de „Baïlas Typicas”, de typerende dansen van de héél jonge mannen en meisjes, klonken de hoge, vaak schelle stemmen in de zwoele lucht. Irauncia Hernandez is pas elf jaar oud. Maar haar bewegingen waren ge, decideerd als van een jonge vrouw van twintig, toen zij die middag de „Ahualulco” aan de Prins voordanste tijdens de lunch in de marineclub. Schril klonk haar stem boven het doordringende tappen van haar voeten uit. De rode omslagdoek wiegde mee met haar veerkrachtig lichaampje. Vier trippelpassen naar voren. Tot vlak voor de Prins. En dan plotseling
een stukje van de puurste improvisatie, die alleen maar onze bewondering kan afdwingen. Improvisatie over „Bernardo, de Prins van de lage landen, maar ook de Prins van Latijns-Amerika, die „Bueno Volundad”, goodwill brengt van zijn volk naar het hare, en zal bijdragen tot de vrede tussen de volkeren. Haar doordringende stem, die geen tegenspraak duldt, heeft het de zaal ingegooid onder klaterend applaus. Irauncia heeft met haar elf jaren tot uitdrukking gebracht, wat zij allen voelen hier in Mexico, in Columbia, in Ecuador, in Peru en in alle landen, die onze Prins reeds heeft bezocht. Het mogen dan maar uiterlijkheden zijn. Het verklaren tot Huesped de Honor, tot ereburger, mag u dan een uiterlijkheid schijnen, wij, die de Prins begeleiden op deze nimmer te vergeten tochten, weten
Prins Bernhard ontvangt ’n gouden armband van Henry Berentsen, zoontje van een aardappelimporteur, uit Vera Cruz.
Links: De prins bezocht het Nederlandse schip Eemdjjk en onderhield zich geruime tijd met de Nederlandse en Mexicaanse bemanning.
De gouverneur van Nueve Leon krjjgt tijdens een gala-diner uit de handen van prins Bernhard een hoge onderscheiding.
Wat weten wij eigenlijk weinig van Mexico, het prachtige land dat prins Bernhard zo hartelijk verwelkomde en de banden met ons land wil verstevigen.
Rechts: Bij het licht der lantarens brengt een Mexicaans muziekcorps de prins en zjjn gezelschap een mooie serenade.
Ontelbare handen drukt de prins tijdens zijn reis door Latijns Amerika.
beter. Het is meer dan oppervlakkig eerbewijs, het zijn gestes recht uit het hart van deze gevoelvolle Latijns-Amerikanen, die echter eerst door iemand „gegrepen” worden, wanneer ze voelen, dat hij een der hunnen is of kon zijn, dat hij iemand is die hun geschiedenis kent, hun taal spreekt en hun zeden verstaat. (Vervolg op pagina 54)
ONZE PRINS IN MEXICO
(Vervolg van pag. 33)
Hoe is het anders te verklaren, dat tijdens de autotocht van Mexico City naar Jalapa en vandaar naar Vera Cruz de vervallen stenen wallen van de ommuurde nederzettingen gesierd waren met Nederlandse vlaggen, dat Mexicanen meer van ons land blijken af te weten, dan wij van het hunne, die afweten van het bestaan van Noord-Holland en van Zeeland. Waarom? Als men het vraagt aan de omvangrijke moekes op haar bankjes voor de niet zeer luxueuze onderkomens, zullen ze u maar één antwoord geven: „Es el pais del Principe Bernardo”, het is het land van Prins Bernhard. Een Amerikaanse journaliste, Pat MacPnerson, die in Mexico werkt voor een in de Engelse taal uitkomend dagblad, zei me: „Nooit heb ik iemand gezien, die zo’n vat had op deze Latijns-Amerikanen als jullie Prins. Ik, nuchtere Amerikaanse, vergeet zelfs een ogenblik de spanning van onze presidentsverkiezing, als ik hem nier door de straten zie lopen, of hij hier geboren was”. Over een paar dagen zal El Principe Bernardo dit land weer verlaten. Dan gaat hij naar Bogota, de hoofdstad van Colombia. Nog heel lang zullen de Mexicanen over hem
spreken, want hij is niet alleen de Prins van Los Paises Bajos, maar ook de Prins van Latijns-Amerika, dat hem met warme genegenheid in het hart heeft gesloten.
„Kijk eens mammie, ik ben op de stoep blijven staan en Pietje heeft dit draadje genomen en is naar huis gelopen. Zóver woont hij van Ons af.” (American Magazine)