Advertentie

DSF

Als alle schakels sterk zijn, dan, maar dan ook alleen is de gehele ketting sterk. Zo is het ook met textielweefsels. Eén klein foutje maakt het gehele weefsel zwak. Cinderella is zonder fouten en dus sterk en duurzaam. Er is geen enkele fout te verbergen en Cinderella - zonder „pap - toont in volle zuiverheid z’n dichtheid, z’n mooie glans, z’n modern karakter.

De nieuwe prijzen: een aangename verrassing.

oriamtaWiJ D l PRODUCT

LAKENS en SLOPEN ZONDER „PAP” en ZONDER FOUTEN

VAN VROEGER

COBY SCHURER

KORT VERHAAL

door

We hadden het echt weer even moeilijk vanmorgen, toen de wekker zijn hoogst onplezierige stem verhief om overdreven luidruchtig de dageraad aan te kondigen. Het kostte mij vele kostbare minuten om mijn man, wie dit enerverende geluid nog altijd bespaard is gebleven omdat hij er eenvoudig doorheen slaapt, er van te overtuigen dat zelfs de dag zijn nut kan hebben hier op aarde en dat het soms aanbeveling verdient de dagtaak tijdig aan te vangen. Ik sprak hem toe op de beminnelijke toon, die ik me in de loop der jaren heb eigen gemaakt, tot hij na eindeloos gezucht, gerek en gegeeuw eindelijk in zijn oude broek en in de nieuwe dag stapte Zonder gewetensbezwaren draaide ik me nog eens heerlijk om en begon, met een vaag glimlachje om de nog ongepoetste tanden in ons verleden te wroeten. Ik dacht aan de tijd, toen onze jongste, die nu al weer drie jaar is, geboren werd. Het was op een koude, donkere Decemberavond, dat eerst een magere verpleegster en enige uren daarna een dikke baby haar intrede deed in onze woning. De baby weende onbedaarlijk. De verpleegster niet. Die ging koel maar vastberaden aan de

arbeid. „Hoe laat moet U opstaan meneer?” vroeg ze, toen ze klaar stond om naar bed te trekken. „Een uur of zeven,” mompelde hij vaag. „Mooi,” sprak ze kwiek. „Ik sta om half zeven op, dan kunt U meteen ontbijten.” Nadat ook hij zonder enige geestdrift naar boven was gesukkeld heerste er diepe rust binnen onze muren. De zusjes sliepen, onbewust van het feit lat er een splinternieuwe baby in het wiegje lag. Vroeg in de morgen schrok ik wakker, omdat ik droomde dat de bliksem in ons pand was geslagen, maar het was onze verpleegster, die in de vroege morgenuren lui noch beminnelijk bleek te zijn. Wel ondernemend en ijverig. Ze draaide kwistig aan de schakelaars en illumineerde onze huiskamer zo overdadig dat ik opknipperend tegen het felle licht, vol afschuw mijn

hoofd afwendde. Vervolgens bracht ze mij een paar volkomen ongewenste boterhammen, wenste mij een knallend goedemorgen en graaide meteen m’n onschuldige baby uit het warme wiegje. „Ik denk,” zei ik even later bedeesd, „dat het beter zou zijn wanneer U eens boven ging kijken. Een enkel keertje slaapt mijn man wel eens door de wekker heen.” „O, dat is zo voor elkaar!” riep ze energiek. Ze daverde de trap op, wierp de deur van zijn slaaphokje wijd open en draaide on barmhartig de schakelaar om. Om vooral geen half werk te verrichten klemde ze de dekens in haar harde handen en hing ze zonder veel omhaal over het voeteneind. Even later kwam hij volkomen ontredderd beneden en ik zag hem die dag herhaaldelijk schichtige, bevreesde blikken werpen op de vitale verzorgster van zijn gezin, die zich gelukkig ontpopte als een voortreffelijke kookster, een aardige kameraad voor de twee verraste kleuters en een prettige gezelschapsdame. Maai ’s avonds, toen mijn man zich an dermaal te ruste legde, was het laatste geluid dat ik binnen onze muren vernam, het behoedzaam omdraaien van de sleutel in hei slot van zijn slaapkamerdeur. In het holst van de nacht werd ik wakker van een vaag geluidje. Ik zag dat het kleine schemerlampje boven de theetafel brandde en mijn echtgenoot keurig gewassen, gekleed en gekamd en fris als de jonge lente aan tafel zat achter de ochtendboterham. „Ik ben maar opgestaan,” zei hij achteloos. „Ik hou er niet van dat dat mens me roept.” Dit met een vaag gebaar naar boven in de richting van haar slaapkamer. „Reuze flink van je,” prees ik. „Och, dat is toch niets bijzonders. Ik hou trouwens niet van dat late opstaan.” En hij keek naar mij als iemand die nu eindelijk eens de erkenning van zijn goede hoedanigheden verwacht. Ik knikte vol bewondering. „Wist ik nu maar precies hoe laat het is,” zuchtte hij bekommerd. „Gisteravond heb ik vergeten die ellendige wekker op te winden. Deze klok hier staat ook al stil. Ik denk dat die zuster zich verslaapt,” veronderstelde hij hoopvol en ik begreep dat dit de kroon op zijn werk zou zijn. „Weet jij misschien hoe laat het is?” vroeg hij, terwijl hij me een kopje thee aanreikte. Ik keek op mijn horloge. „Half vier.” zei ik vermoeid.

Wilt U een ander mee laten

genieten van dit blad, stuur het dan na lezing portvrij op voor zieken aan: „Rode Kruis Tijdschriftendienst - Den Haag”.