IIELEMUL

PUCK DE GRAAFF

ONS SINTERKLAASVERHAAL

DOOR

Sinterklaas is de tijd van de verrassingen - grote en kleine surprises. Voor Tine Zuilema was hij wel bijzonder groot dit jaar....

HIER DECEMBER. Mist en een ijskoude motregen! Tine Zuilema sluit de gordijnen en knipt de grote staande lamp aan. Tegelijkertijd is er een warme intimiteit in de kamer. De rode cyclamen lichten vrolijk op tegen de witte muur en de kleine cyperse kat, die als een stille bal voor het haardvuur heeft gelegen, is plots wakker en rent spelend rond de tafel met een bolletje lila angorawol. „Hier! Pas op mijn jumpertje!” Tine pakt met een zwaai poes èn breiwerk op en maakt voorzichtig de scherpe nagels vrij. „Heb je koffie of duurt het even?” Bart Zuilema, in zijn witte doktersjas, laat de deur op een kier en zakt even diep weg in een fauteuil. „Eén seconde!” Tine kijkt bezorgd naar het vermoeide gezicht met de gesloten ogen. „Wanneer ben je klaar?” „Dat spreekuur lijkt oneindig vanmiddag, nog een half uur, denk ik. Is er post?” „Nee, óók nog niet.” Het is de klank in haar stem die hem doet

oprijzen. Opzettelijk kijkt zij hem niet aan als hij de koffie aanneemt. „Ik kan vanavond wel vrijmaken,” zegt hij nadenkend. „Zullen we een bioscoop je pakken of.... heb je zin in iets anders?” Lachend dirigeert zij hem terug naar de gemakkelijke stoel. „Néé, beste jongen. Als je werkelijk vrij bent vanavond, ga je fijn vroeg naar bed. Ik ga opschieten aan Berthie’s jumpertje, dat moet voor Kerstmis af!” „Wat krijgt zij eigenlijk voor haar Sint?” ' „Goed, dat haar vader daar niet de zorg voor had,” plaagt Tine. „Dat is immers al lang weg, morgen is het de vijfde!” „Ach ja....” Bart Zuilema drinkt langzaam de hete koffie en tracht de wachtkamer en de laatste patiënten even uit zijn gedachten te verdrijven. Nu begrijpt hij Tine’s neerslachtigheid. Berthie, die oorspronkelijk in September al thuis gekomen zou zijn en hun nu, op korte, vriendelijk geschreven kaartjes steeds maar weer vertelt, dat zij in Parijs blijft, voor onbepaalde tijd. „Ik ben hier nodig, mam, je kunt kinderen zonder moeder maar niet zo in de steek laten.” „Was het een aardig pak?” vraagt hij, om haar af te leiden. „Een shawl en lekkers en die twee bundeltjes van Jan Brusse over Parijs — echte surprises kun je tóch moeilijk oversturen, daarvoor moet je thuis zijn.” Zij kijkt rond in de ruime huiskamer, die zo wonderlijk leeg lijkt, na het vertrek van Berthie. „Als ik dit voorzien had,” zegt ze dan stil. „Wat is nu twee en twintig jaar! En als Berthie vindt, dat ze daar blijven ju moet, doét ze het ook, daar kun je van opaan. Ik moet mij er maar bij neerleggen, dat

weet ik wel. Maar het is zo

ils je loopt te piekeren, als je zo 'erlangt.... dan hebben de gevone dingen geen zin meer, ’t Is >f er niets te doen valt dan steeds naar wachten op dat ene.” ,Ach, lieve schat,” hij komt naar ïaar toe en neemt haar een ogenblik vast in zijn armen. „Berthie s reusachtig flink. Een waardig iochter van haar moeder!” laat lij er plagend op volgen. ,’t Is nog zo’n kind!” ,En jij dan toen je twee en twin:ig was?” En Tine zwijgt veregen, want toen waren ze immers 11 getrouwd en werd Berthie geboren? Was zijzelf een kind geveest? ,Ik had haar toch liever thuis,” 'egt zij zacht. .Allicht, ik ook. Maar we hebben iet tóch al getroffen. Veel studerende meisjes gaan dadelijk na school al van huis. Waren de raatste jaren, toen zij op de school voor maatschappelijk werk ging, niet plezierig? Ze had al getrouwd kunnen zijn en geëmigreerd naar Amerika of Nieuw Zeeland! Toe Tine....” De bel schrikt hen op en zij geeft hem vlug een zoen. „Je hebt gelijk, Bart, zij is tenminste te bereiken!” Bij de deur keert hij zich plotseling om. „Een idee.... zullen wij met Kerstmis een weekje vacantie nemen en samen naar Parijs gaan? Maken we meteen eens kennis met collega Burnan en die oudste zoon, die is toch thuis deze maand?” „Ja, dat schreef ze. En samen naar Parijs? Dolgraag natuurlijk, als ze dan al niet thuis is.... ” „Je bent en blijft onverbeterlijk!” Bart Zuilema spoedt zich naar zijn spreekkamer en Tine haalt de post uit de bus. Een groot vierkant groen couvert. Berthie! Zij neemt de spinnende kat uit het haardstoeltje en nestelt zich met de brief naast het vuur. Nu eens geen kort kaartje. Eindelijk. Lieve Mam, Deze brief is natuurlijk voor jullie beidjes, maar ik heb het gevoel, dat jij het meest er over in zit, dat ik nog niet thuis kwam en dat jij, als je alles weet, toch het best van de twee begrijpen zal, waarom ik nog niet kom. Ik schreef steeds maar kaartjes, omdat er letterlijk geen tijd overbleef voor een behoorlijke brief. Kijk nu niet dadelijk bezorgd, want ik ben wél dikwijls vroeg naar bed gestuurd door Dr Burnan. Licht uit. Gewoon tirannie! Maar het was mijn behoud. Jullie weet alles tot aan de dag,dat mevrouw gestorven is. Mam, juist omdat ik de maanden van haar ziekte hier was, kan ik nu enigszins begrijpen, wat dokter en de kinderen missen. Zij was zo ongelofelijk flink en voor iedereen even aardig. Toen ik enkele dagen hier was en bleek, dat ik het met de zes kinderen en ook met het dienstmeisje goed kon vinden, zei ze op een avond: „Nu kan ik voor ’t eerst rustig gaan slapen. Dokter en de kinderen krijgen weer wat ze nodig hebben en ik kan nü beter worden. Eigenlijk krijgen ze méér dan

vroeger, want ik had zo dikwijls geen tijd voor allerlei kleinigheden. Laat ze nu maar bij me komen, hoor! Dat is de zégen van het ziekzijn. Maar dat kan allemaal alleen omdat jij nu hier bent.” Begrijp je Mam, dat ik mij van dat ogenblik af verantwoordelijk voelde? Eugenietje is nog maar twee en verschrikkelijk bewerkelijk, maar heus een schat! De anderen gaan allemaal naar school. En Pieter, dat weet u, is al afgestudeerd en heeft een praktijk in Bussum over genomen. Hij is kinderarts, schreef ik dat al?” Nee, dat schreef je nog niet, denkt Tine en strijkt glimlachend met haar vrije hand over de poesekop. „....ik had hem alleen nog maar ontmoet bij de begrafenis. Mevrouw is zijn tweede moeder, maar je kon merken dat ze veel van elkaar hielden. Hij stond echt als volwassen zoon naast zijn vader en ik geloof, dat het hem voor het eerst speet, per se naar Holland terug gewild te hebben. Wie weet of hij nu tóch niet weer in Parijs komt wonen, om zijn vader dan, want hij had altijd een beetje heimwee naar Holland, vertelde hij mij. Ik spreek al vrij goed Frans,

want de kinderen worden zo Frans mogelijk opgevoed. Ut— vraagt steeds of dat grote' gezin in een vreemd land niet te zwaar voor me is. Nee mam, heus niet! Alleen de dagen voor de begrafenis, toen stapelden de moeilijkheden zich op. Kleren voor al die kinderen kopen, veel bezoek en telefoontjes. Dokter lag twee dagen ziek in bed en die teléfoon bleet s maar gaan! De kleintjes be- / grepen nauwelijks dat hun*' moeder niet meer terugkwam

na de operatie in het ziekenhuis. De jongens hadden al zelf cadeautjes gemaakt voor haar thuiskomst.... Eigenlijk was alles zo vreselijk, mam! Ik had het gevoel in die enkele dagen jaren ouder te worden. Aan Pieter had ik wel veel steun. Hij ging mee om al de moeilijke boodschappen in die Franse winkels te doen. Het was net een grote broer. We misten hem dan ook heel erg, toen hij na de begrafenis weer vertrok.” Peinzend blijft Tine met de brief in haar hand zitten. of ik in enkele dagen jaren ouder werd!” Dat is het wat ik steeds voelde en waar ik zo bang voor was, weet ze nu. Alle fleur, het zorgeloos-blijmoedige van het schoolkind Berthie, wat zou er van overblijven bij dit intense zorgen voor een man en zes kinderen? Maar ze wil het zelf, ze kan toch terug! corrigeert zij dan zichzelf. Twee en twintig.... misschien komt het doordat zij de enige is, dat ik haar in gedachten nog altijd als een kind in huis wens. Mijn eigen verlangen speelt me parten. Het liefst zou ik haar vrijwaren voor alle zorg, voor alle narigheid van het leven. En nu.... Plotseling ziet zij Berthie weer voor zich, de dag voor zij naar Parijs vertrok. In haar rommelige afgetakelde kamertje (want alle dierbaarheden waren ingepakt) hadden ze onverwacht een lang gesprek gevoerd. Zijzelf wat nerveus-geprikkeld, Berthie vol goeie wil en vrolijke argumenten om haar te overtuigen van de noodzaak van dit weggaan. En op Tine’s laatste klacht: „Je hebt hier toch alles wat je hart begeert!” had Berthie zich plotseling ernstig naar haar toegekeerd. „Maar ik ben altijd zo ijselijk goed verzorgd! Ik wil helemaal leven, begrijp je dat dan niet? Helemaal — als een volwassen mens!” Als ik het van dié kant bekijk, heeft ze precies gekregen wat ze wenste, denkt Tine Zuilema, terwijl zij langzaam het laatste groene vel openvouwt. „....en nu dit, Mam. Ik weet dat jullie, net als ik, verlangt naar een Sinterklaasavond thuis, met z’n drietjes. Maanden geleden echter had ik de jongsten hier al beloofd, een echt-Nederlandse Sinterklaas te vieren. Doordat Madame zich allang zwak voelde en het veel te druk had,

was daar nooit iets van gekomen. En dan nü weggaan? Ik denk dat zij zoiets nu nog veel meer nodig hebben dan wanneer hun moeder nog geleefd had. Er is al zoveel dat ik niet vervangen kan. Dit kan ik hun gelukkig geven. Ik weet dat je dit zult meevoelen, mam. Heel misschien komt een jongere zuster van Madame, uit het Zuiden, met Kerstmis een poosje hier. Zou dat geen mooie gelegenheid zijn, weer eens naar huis te komen? Maar niet voor goed. Ik wil helemaal zeker zijn, dat alles hier goed en gezellig verloopt, als ik verdwijn. Erg goeie hulpen zijn schaars, blijkt nu. Zij moet niet tegen drukte opzien èn van allemaal houden! Zodra dat gelukt is (Dr Burnan kijkt geregeld uit) kom ik thuis. De Sint-pakjes gaan ook vandaag naar u toe. Dus 'mam, schrijf je dat je ’t helemaal begrijpt en niét piekert? Toen u twee en twintig was kwam ik al op de wereld. Moeder zijn is, dunkt mij, toch altijd nog ingewikkelder dan moedertje spélen. En u bent er ook best doorgekomen. Heel veel liefst allebei.... van Berthie.” Ja, met vader naast me, bedenkt Tine als zij de brief naar de spreekkamer brengt. En zij staat daar alleen voor alles. .^-Behalve dan ’s avonds

'een gesprekje met Dokter en misschien met die grote zoon, Pieter. Voor die jongen ook een ellendig gevoel, dat grote gezin steeds weer in de steek te moeten laten.... „Nóg niet klaar?” vraagt zij bezorgd, de spreekkamer binnenkomend. Maar Bart Zuilema laat vlug alles waar hij mee \bezig was, in de bovenste ‘bureau-la verdwijnen en kijkt dan verschrikt om.

„z.o viaK voor bint moet je niet zo onverwacht binnenstuiven!” „O,” ze reikt hem de brief over en verdwijnt vlug weer. Als je het samen goed hebt, kun je eigenlijk alles verdragen, al valt het soms zwaar. Gek, dat ik dat de laatste maanden helemaal uit het oog verloor! Goed beschouwd heb ik nog geen enkel vers voor Bart.... Sinterklaasmiddag, ’s Nachts is het gaan sneeuwen en nog steeds vallen de vlokken in witte dwarreling neer. In tegenstelling met andere jaren is het spreekuur ’s ochtends en ’s middags druk. Tine kijkt nu en dan om de hoek van de wachtkamer, en oude mensjes en een paar kinderen neemt zij stiekem mee naar de keuken voor een warme dronk. Op Sinterklaas-avond zouden alle mensen gezond en vrolijk moeten kunnen zijn, denkt zij geprikkeld, als zij de witte snuitjes van de kinderen wat kleur ziet krijgen. In de serre staat de mand met pakjes voor Bart. Onderin heeft hij de hare gestopt. Plagerig en uitgelaten vrolijk deed hij aan het ontbijt. Omdat het toch een vreemde avond zal worden vooi’ hen beidjes? Ze waardeert zijn houding zo, temeer daar hij doodmoe moet zijn van de laatste drukke weken. Gelukkig dat zij ook nog verzen gewrocht heeft en twee echte surprises. Jammer alleen, dat het pak van Berthie niet op tijd is. De post is natuurlijk overbelast in deze dagen! Het meisje komt zeggen dat er telefoon voor Dokter is, maar deze juist even uitgegaan is. Tine neemt de hoorn en voelt tegelijkertijd een schok van schrik en verrassing. „Berthie! Is er iets met je?” „Alleen maar dat we hier op Schiphol zitten en dadelijk een taxi naar huis wilden nemen. We hebben gevlogen, Mam! Ik breng zelf de pakjes mee. Zijn we tóch nog bij elkaar vanavond!!” „Maar met wie ben je gekomen, kind? Je zei „we nemen....” „Pieter, mam. Om kennis met jullie te maken. Ik bedoel, dokter had al veel eerder naar jullie toe gewild, en nu komt zijn zoon vast vooruit. Ik mócht trouwens niet alleen. Maar laten we

straks maar alles vertellen. We blijven drie dagen, Pieter gaat in Bussum wat zaken regelen — maar kan hij verder niet ónze gast zijn? Als je ’t niet te druk vindt?” „Kom maar zo vlug mogelijk!” is alles, wat Tine kan uitbrengen. „Mét die mijnheer Burnan natuurlijk.” „Zeg maar gewoon Pieter, mam. Ik ben daar nu toch ook een stuk van de familie!” Toen de verbinding al even verbroken was, legde Tine de hoorn pas neer. Met lichte voeten liep zij naar boven om twee slaapkamers klaar te maken. Zij zette in het langskomen de radio aan en ogenblikkelijk vulden de opgewonden stemmetjes van de Roodborstjes de kamer: Hoor, wie klopt daar kind’ren! Hoor, wie tikt daar kind’ren!! Ze droeg het meisje op, vlug voor juffrouw Berthie het vaste Sinterklaas-recept te halen. Een B en een Z van chocola èn van sprits, marsepein en de grote pittenvrijer. „En die mijnheer?” oppert het meisje, dat getuige van het telefoontje was geweest, bedeesd. „Ja....” aarzelt Tine, „ja, voor hem maar hetzelfde, een P en een B dan.” Hij is dus nu ook een stukje van onze familie. Het is al nacht, als ze eindelijk de slaapkamers opzoeken. Eindeloos veel verhalen over de kinderen, de Parijse dokters-praktijk, het brei- en stopwerk, waar zij eerst geen raad mee wist, Pieters praktijk in Bussum.... „Het is, of ik tien jaar weggeweest ben,” zuchtte Berthie. „Wat is het zalig hier, maar ik weet zeker, dat ik blij zal zijn, weer daar terug te zijn.” „Je hoeft je geen zorg te maken, als tante Emilie er is,” had Pieter dadelijk gerustgesteld. „Die is net als maman en dol op de kinderen.” Terwijl Tine in bed stapt, aarzelt ze plotseling: „Ik heb met Berthie nog even gepraat, in de keuken na het eten. Zij vertelde, dat die tante Emilie waarschijnlijk haar betrekking in het Zuiden opzegt en voorlopig in het gezin van Dr Burnan haar intrek neemt. Dat betekent dat Berthie dan tóch binnenkort naar huis zou kunnen komen,” laat zij er kleintjes op volgen. Bart Zuilema strekt zich behagelijk naast haar in de andere helft van de lits-jumeaux. „Die jongeman vertelde mij iets dergelijks.” Nieuwsgierig schiet Tine overeind. „Nog méér, Bart?” „Hij vroeg eigenlijk een gunst,” talmt hij expres. „Toe Bart!” „Kijk, hij hoeft dan niet naar Parijs terug en kan zijn praktijk in Bussum aanhouden. Of hij dan contact met ons mocht houden....” „Met Berthie, bedoelt hij natuurlijk.” „Nu ja, hij begint met óns.” Als zij haar hoofd opnieuw op het kussen legt, ritselt er papier. Verwonderd tilt zij het op en vindt een klein, langwerpig pakje. Bart Zuilema schuift wat dieper onder de deken en slaat van daaruit zijn vrouw gade. Een lichtroze zeeppoppetje komt uit het pakje. Op het briefje staat: „Ik kan nog steeds alleen maar piepen en ik wil zo dolgraag helemaal leven!” Als zij het papiertje opvouwt blijkt de andere zijde ook beschreven. „Misgun je groeiend kind het lijden niet, het heeft het nódig om tot mens te rijpen....” „Lees maar hardop,” klinkt plotseling Barts stem uit het andere bed. „Ik vond het vanochtend toevallig in een tijdschrift. Dat poppetje is natuurlijk onzin.... maar het vers vind ik echt goed.” En zij leest het voor, ook de laatste regels: „Dan zal de hechte band die jullie bindt haar later niet gaan kwellen of bezwaren. Maar, vrouw geworden, zal zij door de jaren bij joü zich veilig voelen als je kind!” Tine wikkelt het malle poppetje in het vers en bergt beide zorgvuldig in haar linnenkast. „Vreemd,” merkt zij op, „net toen ik het werkelijk overgegeven had, toen ik er vréde mee had dat ze weg bleef, kwam ze terug en nu zijn we ineens met ons vieren!” „Wie weet hoe vlug er nog meer bijkomen,” antwoordt Bart Zuilema diepzinnig. „Ik heb zo’n idee dat aan het moedertje spélen wel ’s gauw een einde kon komen!” n