GEKLEDE DAMESJUMPER MET KLEINE AJOURMOTIEFJES

MATERIAAL: 250 gram fijne wol met gouddraad vermengd, 2 breinld. no. 21/2, 12 knoopjes voor de sluiting. Maten: Bovenwijdte: 90-92 cm, lengte 50 cm, lengte mouwnaad 45 cm. Toegepaste steken. Tricotsteek, d.i. recht op de voorkant en aver. op de achterkant van het werk. Patroon: le-lOe toer: tricotsteek. 11e toer: X, 11 recht, omsl. dubbel minderen (d.i. 1 st. afhalen, 2 st. sa.breien, de afgehaalde st. over de samengebreide halen), omsl., 2 recht, herh. van X. 12e toer: aver. 13e toer: X, 9 recht, 2 recht sa., omsl., 3 aver., omsl., overhaling (d.i. 1 afh., 1 recht, haal de afgeh. st. over de gebreide heen); herh. van X. 14e toer: Brei de steken,

zoals ze op de nld. zijn en de omsl. aver. 15e toer: zoals de 11e toer. 16e toer: aver. 17-26e toer: tricotsteek. 27e toer: X, 3 recht, omsl., dubb. mlnd., omsl., 10 recht, herh. van X. 28e toer: aver. 29e toer: X, 1 recht, 2 recht sa. omsl., 3 aver., omsl., overhaling, 8 recht, herh. van X. 30e toer: Brei de st. zoals ze op de nld. ziln en de omslagen aver 31e teer- znals

uxu. til uc uiiiöictgvii dvn. oic luci. /.uctiö de 27e toer. 32e toer: aver. Herhaal steeds deze 32 toeren. 19 st. en 22 toeren in patr. gebreid, zijn 6 cm breed en 5 cm hoog. Rugpand: Zet 100 steken op en brei 11 cm in 1 recht, 1 aver. Brei daarna in patroon verder en meerder over pprcfa fnor vord ooi rl 97 ct

ue eerste toer veraeeia z/ si. Meerder nog 8 maal, aan begin en einde van elke volgende 8e toer, 1 st. (143 st.) Kant 31 cm vanaf de opzetrand aan beide kanten voor de armsgaten achteroonunldonc R 4 9 9

cciivuxgciid o, t, 4, 2 en 1 st. af. (109 st.) Vorm dan als volgt het split. Brei 54 st., neem deze op een extra nld., kant de middelste st. af, brei de toer uit. Werk met de laatste groep steken verder tot het armsgat 18 cm lang is. Kant nu aan het begin van de volg. 6 toeren, die bij het armsgat beginnen 6 st. af en daarna de overige 18 st. ineens voor de hals. Hecht de wol bij het split aan de st. van de hulpnld. en voltooi de tweede helft van het rugpand, zoals voor de eerste is aangegeven, doch in tegengestelde richting. Voorpand: Zet 110 st. op en brei de boord, zoals bij het rugpand. Brei nu in patroon verder en meerder over de le toer verdeeld 17 st. Meerder bij de zijnaden tot 143 st., zoals bij het rugpand is aangegeven. Kant de st.

voor de armsgaten op dezelfde hoogte als bij het rugpand en op gelijke wijze af. (109 st.) Brei 2 cm over deze st. Meerder daarna aan weerskanten 8 maal telkens in de volg. 4e toer 1 st., daarna nog 12 maal in elke volg. 2e toer. Kant, wanneer deze armsgaten 15 cm lang zijn, de middelste 21 st. af. Voltooi beide delen afzonderlijk. Kant aan het begin van de volg. 3 toeren, die bij de hals aanvangen resp. 4, 3, 3 en 5 maal 2 st. af. Vervolg op pag. 54

CÉCILE

(Vervolg van pag. 3)

Minder vervolgens aan de halszijde van elke 2e toer 1 st. tot er nog 32 st. voor de schouder over zijn. Kant, wanneer het armsgat, recht gemeten, 19 cm lang is, aan het begin van de volgende 16 toeren, die bij het armsgat aanvangen 2 st. af. Hecht de wol aan de halszijde van de overige steken en voltooi het 2e deel van het voorpand, zoals

voor het eerste is aangegeven, doch in tegengestelde richting. Rechtermouw: De manchet wordt in 2 gedeelten gebreid. Zet voor een deel 30 st. op en brei 7 cm in 1 recht, 1 aver. Kant nu aan de rechter kant 8 st. af en neem de st. op een extra nld. Zet voor het tweede deel ook 30 st. op en brei aan de linker kant 3 knoopsgaten

TELPATROON VAN PAG. 16-17

in, het eerste % cm van de onderkant, de overige telkens na 3 cm. Kant voor elk knoopsgat 3 st. van de kant 3 st. af. Zet in de volg, toer 3 nieuwe st. op boven de afgekante steken. Leg nu beide delen zo op elkaar, dat het randje van 8 afgekante steken onder de knoopsgaten valt. Neem de st. op één nld. (52 st.) Meerder over de volg, toer verdeeld tot 77 st. en brei in patroon. Meerder aan beide kanten 19 maal, telkens na 2 cm, 1 st. (115 st.) Kant, wanneer het werk 45 cm lang is, aan het begin van de volg. 6 toeren 2 st. af, aan het begin van de volg. 48 toeren 1 st., aan het begin van de volg. 14 t. 2 st. en daarna aan beide kanten nog 3 st. Kant de overige st. ineens af. Maak bij de linkermouw de manchet in tegengestelde-richting en brei daarna de mouw, zoals voor de rechtermouw is aangegeven.

Afwerking: Span de verschillende delen van het werk op de juiste maat en strijk ze op de achterkant en onder een vochtige doek. Naai de zij-, schouder- en mouwnaden dicht. Zet de mouwen in. Zet voor de halsboord 17 st. op en brei in tricotst. Haal op de voorkant van het werk de middelste steek steeds af en houd hierbij dé draad achter de afgehaalde steek. Kant, wanneer het boordje, enigszins uitgerekt, 38 cm lang is, alle steken af. Rijg door de hals van het voorpand een draad en trek deze op maat aan, waarbij u de ruimte middenvoor verdeelt. Vouw het boordje dubbel en omboord er de halsopening mee. Omhaak het rugsplit met 2 toeren vasten en maak hierbij aan de rechterkant 6 knoopsgatlusjes. Strijk tenslotte de naden, het halsboordje en de randjes van het rugsplit nog even en naai de knopen aan.