Edith haalt schamper haar neusje op. „We hooren Vader iedere Zondag preeken; we hadden het zoo leuk gevonden een vreemde dominee in huis te hebben.” Over de hoofden van de kinderen vang ik even de blik uit Vader’s lieve oogen. Niet ieder geniet het voorrecht op zijn trouwdag Gods zegen gesymboliseerd te zien door de uitgestrekte handen van zijn eigen Vader. „Luister,” zegt Eduard, „als Harry en ik uit Italië terugkomen en ik ben weer heelemaal gezond en sterk, dan komen we naar de pastorie en dan beloof ik jullie een nabruiloft, die klinkt als een klok.” „Met serpentines?” vraagt Edith wantrouwend. „Met serpentines en strooisel en groote eerepoorten.” „Eerlijk?” Remmy’s oogen onderzoeken ernstig Eduard’s blik. „Morgen hebben we alleen feest hier.” Eduard legt zijn hand op zijn hart. Om Eduard de vermoeiende reis naar ons dorpje te besparen, trouwen we inde stad. In alle stilte zal ons huwelijk voltrokken worden. Eduard, die de winter in ’t Zuiden door zal moeten brengen om weer de oude te worden, is eigenlijk nog patiënt.
De bruiloft is wat geforceerd, opdat ik hem naar Italië zou kunnen vergezellen. Geen uiterlijke praal. ... geen vermoeiende recepties, alleen de eenvoudige autorit naar ’t stadhuis en daarna in Eduard’s huis, waar we straks samen zullen wonen, Vader’s huwelijksinzegening. Mijn trouwdag. Moeder, die met zorgvuldige hand de zijden das op mijn sportblouse strikt. Moeder, die mij in mijn tweed-reispakje helpt of het een satijnen bruiloftskleed is. Moeder, die haar handen om mijn gezicht legt en het opbeurt naar het hare. „Mijn eigen, lieve meisje....” „Moedertje, tranen op mijn bruiloftsdag?” „Mijn tranen van vandaag kun je niet begrijpen, Harry. Vanaf vandaag staan Moeder en Vader niet langer naast je. Ze doen een stap achteruit en God alleen weet, hoe moeilijk het is, die stap achteruit te doen.” „Had U liever gehad. ...” „Er is niemand ter wereld, aan wien we je liever toe zouden vertrouwen dan aan hem, meisje. En het is immers het leven, dat zoo komt. Ouders worden verlaten voor den man. Moeder deed dat immers zelf
ook. Alleen zoo’n dwaas Moedertje is te egoïst en te sentimenteel om lachend haar plaatste verlaten.” „Mijn liefste.” „Mijn bruid.” „Een bruid zonder bruidstooi.” Eduard schudt het hoofd, trekt me mee naar een vaas, waarin takken witte bloesem staan. Hij tilt ze uit de vaas, legt ze in mijn armen, „De mooiste bruidstooi, die je je bedenken kunt. Echte oranjebloesem, vannacht vervoerd per vliegmachine uit Italië. Een groet uit het oord, waar we naar toe trekken.” Mijn trouwdag. De dag, waarop in je handen gelegd wordt het teere, broze geluk, dat zoo groot en zoo kostbaar is, dat je je haast het te bergen in Christus’ handen. Je zoudt zelf misschien te zwak worden bevonden om het te beveiligen. Inde auto van Vader en Moeder geven wede gekregen bloemenmanden mee. Ze zouden verwelken als we weg waren. Eduard’s zieken zullen de losse bloemen krijgen. Dan blijft nog de teere oranjebloesem. „Ophangen boven je trouwportret, dat deed onze naaister ook,” raadt Edith me. „Neen,” zeg ik, „zulke takken, die daar dor en bruin verkwijnen, ik zou ’t niet aan kunnen zien.” „Mag ik ze Michelle brengen?” vraag ik Eduard. Samen rijden we, voor we vertrekken, naar het kerkhof, leggen mijn bruidsbloemen op haar graf. „Ze is te vroeg gestorven,” zegt Eduard, wat dorre bladeren van haar graf rapend. „Wat zou zij met haar talent in het leven teruggekeerd als Christin velen tot zegen hebben kunnen zijn.” „God vergist zich niet,” zeg ik zacht, Eduard’s arm door de mijne trekkend. EINDE.
Hoe komt dat? Antwoord staat in „Van de Redactie-tafel" ■ Kinderen van ongeveer drie a vier jaar vinden meestal helle kleuren de mooiste. Vooral rood en groen staan bij hen inde gratie. Hoe komt dat?
„Als Harry en ik terugkomen, vieren we een nabruiloft, die klinkt als een klok.”
465