door Pearl Buck

Het sorigc: Carie. aocfltei van e«n HoiiantteeN trager en Franse moeder, werd ia Amerika geboren Haar jeugd was stralena gelufctig. al voerden haar twee naturen — liefde voor icteoonheid en genot, en neiging om alles ter wille van een gadsdienstig ideaal op te otteren — eindeloos strijd met eikaar. Neale. een vrolijke jongeman, maakt haar bet hot Na de eiood van üaar moeder wil zij mets meer van beai weten Zij ontmoet een jongen zendeling en trouwt met hem in de gedachte, dat het zendingswerk haai roeping is Zij gaan naar China, naar zijn standplaats, en moeten nu allereerst de taai leren. Een zoon wordt geboren. Later komen er meer kinderen. Echter sterven er twee door de grote hitte. Nog meer kindeien werden gebaren. In 'tgeheel blijven er 3 leven.

No. 22.

De enige werkelijke twist die zij ooit met Wang' Amah had. was om die reden. Carie, die zag dat Edwin er niet van hield, zich lichamelijk in te spannen, legde hem de taak op, om dagelijks het brandhout voor de kachels binnen te brengen, en bovendien de taak, zijn eigen kamer schoon en netjes te houden. Voor Wang Amah was dat heiligschennis. De oudste zoon — gedwongen om het werk van een dienaar in het huis te doen — het was ondenkbaar! Terwijl het gezin aan het ontbijt zat, placht zij naarEdwin's kamer te sluipen en die snel in orde te maken ( en als -Edwin binnen kwam, lag daar zijn kamer, glanzend en vlekkeloos, en zijn werk was voor hem gedaan. Hij bewaarde een bescheiden stilzwijgen totdat Carie op een dag Wang Amah ontdekte, bezig met haar schuldig liefdewerk.

Zij sprak ronduit tot Wang Amah, en de zachtmoedige, oude vrouw ontwoordde verontschuldigend. „Het is een schandelijk ding in onze ogen om den oudsten zoon te doen werken. Voor de meisjes, ja, dat is goed. maar niet voor de zoons".

„Ja!" riep Carie verontwaardigd, „en zo worden jullie mannen lui en duivels als die, waar ik je vandaan gehaald heb!"

Het antwoord liet niets te wensen over, en Wang Amah sloop getroffen weg. Later trachtte Carie, die als steeds snel berouw had, haar uit te leggen, dat haar jongens geleerd moest worden om te werken, wilden zij iets bereiken, en dat in Amerika jongens en meisjes tezamen onderwezen en even hoog gewaardeerd werden. Maar dit was een maatschappelijke regeling die boven Wang Amah's begrip ging. ofschoon zij nooit meer protesteerde.

Zo werden dus in deze tijd veel van de krachten van Carie's leven gebruikt, om haar oudsten zoon te vormen. In een land, waar de hele omgeving meewerkte om hem een verkeerde en overdreven opinie van zichzelf te geven, was het moeilijk, om hem beleefdheid tegen zijn moeder en zuster te leren en tegen de Chinese vrouwen, die op bezoek kwamen. Edwin was bovendien een opvliegende jongen, en de bedienden behandelden hem met te veel eerbied en hij hoorde over zijn piaats als oudste zoon spreken, en voor Carie was het moeilijk een tegenwicht voor dat alles te vinden. Andrew was voortdurend van huis weg, en als hij voor korte tussenpozen van rust thuis kwam, was hij te moe om er de tijd voor te nemen, in het leven van den jongen in te dringen.

Maar al was Edwin voor haar een voortdurend probleem, hij was tevens haar vreugde. Wat Carie betreft, ik weet van Edwin, dat zij een verbazende plaats in zijn leven innam. Zijn herinnering aan haar is die van een vrolijke, opgewekte, belangstellende kameraad, steeds vol met ideeën om iets te doen. Ieder ogenblik konden die goud-gevlekte ogen schitteren en dan riep zij uit: „Ik zal je zeggen wat we zullen doen!"

Zeven kinderen konden Andrew niet leren hoe hij een baby moest vasthouden of een kind aankleden. Hij was een geboren

profeet en heilige, een man, ver van het dagelijks mensenleven verwij-aerd. Zelfs in zijn eigen huis was er een soort afzondering om hem heen. Geen van zijn kinderen dacht er ooit aan om naar hem toe te lopen om een schoen of een knoop te laten vastmaken. Ik heb Carie wel horen lachen als zij zeide, „het was vreselijk grappig als ik wel eens ziek was en hij Wang Amah een beetje met de kinderen moest helpen. Dan bracht hij ze binnen met huu kleertjes achterste voren vastgemaakt.

Hij was werkelijk een man als Sint Paulus, waarmee hij door velen vergeleken is; een man godsdienstig van aard en een pionier, onbevreesd in veel dingen, toegewijd aan zijn plicht zoals hij die opvatte, en met geen blik voor iets anders. Voor zijn kinderen was hij altijd een ietwat vage figuur, die buiten hun wereld leefde. Als hij aan hen dacht was hij heel streng voor hen en eiste rechtvaardigheid boven alles, maar door een gebrek aan begrip was hij nooit in staat om rechtschapenheid voor hen als iets moois te doen voorkomen. Zij gaven de voorkeur aan de snelle opwellingen van hun moeder, haar plotseling boze humeur en de warme verontschuldigingen die dadelijk erop volgden, haar stevige omarming en haar grapjes en vrolijk uiterlijk, boven alle koele goedheid van hun vader.

Een van de vragen die lang doorwerkten in Comfort's hersens, toen zij nog een klein meisje was, was het volgende: haar vader kwam iedere morgen aan het ontbijt met drie rode tekens ingedrukt op zijn hoge witte voorhoofd. De tekens verdwenen langzamerhand gedurende de oohtend, maar als hij pas voor het maal binnenkwam en zijn hoofd boog om de zegen te vragen, waren zij heel rood en diep. Op een dag vatte zij moed, om Carie te vragen, „waardoor komen die rode tekens op het voorhoofd van Vader?"

„Het zijn de merktekens van zijn vingers, waar hij met zijn hoofd op zijn handen leunt om te bidden", antwoordde Carie eenvoudig. „Je vader bidt iedere morgen een heel uur lang als hij opstaat".

Zo'n heiligheid boezemde ontzag in. De kinderen zochten naar zulke tekens op het voorhoofd van hun moeder, en een vroeg er, „waarom bidt u ook niet. Moeder?"

Carie antwoordde — was het niet een beetje scherp? — „Als ik dat deed, wie zou jullie dan aankleden en het ontbijt gereed maken en het huis schoon maken en jullie je lessen leren? Ik denk dat er sommigen moeten werken, terwijl anderen bidden".

Andrew's gewone afgetrokkenheid verdween lang genoeg, dat hij dit kon horen, en hij merkte zachtzinnig op: „Als je wat langere tijd voor het gebed nam, Carie, dan zou het werk misschien, beter gaan".

Waarop Carie nogal koppig antwoordde: „Zoveel tijd is er niet. en de Heer moet maar begrijpen dat een moeder met kleine kinderen haar gebeden moet beperken".

VIERDE HOOFDSTUK.

Toen verhuisden zij weer.

Andrew had een kleine stad, een eind naar het Noorden, als zijn nieuwe basis uitgezocht. Maar het volk daar was aan vreemdelingen vijandig gezind, en wilde hun geen huis verhuren, en zo bracht Andrew zijn gezin ten slotte naar een herberg, en zij wonden in drie slechte kamers, met lemen muren, en een rieten dak en platgetrapte aarde als vloer. Overal om hen heen, slechts gescheiden door een lage lemen muur, woonden de troepen van het gewone volk, rondom in vuil en smerigheid.

Carie plantte haar rozen in potten en begon dapper weer opnieuw een Amerikaans tehuis te maken. Maar er was een kracht uit haar verdwenen. De vreemdheid was voor Andrew levensadem en een roep tot zijn ziel, maar voor haar was het nieuwe begin In zo'n omgeving, de overvulde kamers zonder ruimte voor een tuin, de nabijheid van ziekte en vuil, vooral de duistere vijandelijkheid van de mensen, vreselijk. De herinnering aan haar drie gestorven kinderen kwam weer sterk bij haar op. Hun zo snel vergane levens waren voor haar offers gaan betekenen voor Andrew en voor Andrew's God. Angstig sloeg zij de drie gade, die haar waren gebleven — geen offers meer!

Maar voor Andrew was het een jaar van verblijdende omstandigheden, ofschoon het ook een jaar van grote ontberingen voor hem was. Het was een tijd van oorlog met Japan, en in deze afgelegen districten meende men dat ieder vreemd gezicht Japans was. Op een ochtend, toen Carie met de kinderen aan het ontbijt zat, en Andrew vele weken lang niet gezien had, kwam hij onverwacht binnen. Hij had slechts zijn onderkleren aan, en hij was blootsvoets en bloedde uit wonden op zijn rug en schouders. Hij was van alles wat hij bezat beroofd, zijn muilezel en zijn reisgeld en voorraad, en was gewond door een zwervende troep soldaten, die niettegenstaande zijn tegenwerpingen volhielden dat hij Japans was — en dit, ofschoon Andrew zes voet lang was, met blauwe ogen, en in die dagen een roodachtige baard had!

(Wordt vervolgd).