DE INTERNATIONALE ORDE
door Mr. E. Albarda—van der Veen
We hebben in de inleiding gezegd, dat we zouden beginnen met het begrip „orde".
Dit is natuurlijk een zeer uitgebreid begrip — welk onderwerp we ook bekijken, steeds kunnen we daarin een orde vinden. Zelfs daar, waar we het op het eerste gezicht niet zouden vermoeden. Om ons betoog nu niet te lang te maken, zullen we ons meteen beperken tot het gebied, dat we hier behandelen willen, n.1. de orde in de samenleving.
Hoe zijn we gekomen aan de orde in de samenleving?
Om dat te vinden, moeten we in onze gedachten eeuwen en eeuwen terug gaan — voorbij Napoleon, voorbij Piet Hein, voorbij de kruistochten naar het Heilige Land, en nog veel en veel verder. Toen woonden er in dit deel van Europa nog maar heel weinig mensen. Je kon er dagen zwerven zonder iemand te ontmoeten. Iedere familie was helemaal op zichzelf aangewezen, had voor zijn eigen bestaan te zorgen. Dit gaf, ondanks de grote afstanden, toch nog wel eens aanleiding tot conflicten.
Om voor de levensmiddelen-voorraad te zorgen, was het telkens nodig, dat de vader op jacht ging met zijn grote zoons. Ze doodden dan wel eens meer wild, dan ze direct mee konden sjouwen naar moeder de vrouw, en dan gebeurde het wel dat een dood dier, dat zolang achtergelaten was, gevonden werd door een lid van een andere familie, die het meenam. Werd dit door de anderen ontdekt, dan had je de poppen aan het dansen; dan togen de bestolenen er op uit om te proberen de buit weer terug te krijgen en den dader te straffen. Maar die vinder hield vol, dat hij er recht op had, het dier lag onbeheerd in het woud en bovendien, hoe konden de anderen bewijzen, dat zij het dier geaood hadden.
Zo'n kwestie gaf dan wel aanleiding tot lange ruzies, waarin men elkaar van weerszijden het leven lastig maakte, en hiervoor steeds weer wraak nam, totdat zo'n ruzie langzaam aan uitsleet.
Wat kunnen we nu hieruit leren?
In de eerste plaats zien we natuurlijk, dat er in die tijd nog van geen samenleving gesproken kan worden, anders dan in familieverband. En dan komt er iets heel belangrijks, n.1. dat men maar zelf moest uitmaken, wie in een bepaald geval in zijn recht was, en wie onrecht deed. In dit geval beweerde ieder recht te hebben op het wild. En de oplossing werd gezocht zo enigszins op de manier van: wie het hardst schreeuwt, heeft gelijk.
Dit is nu voor ons het punt, waarop we onze aandacht moeten vestigen. Er was nog niet op een onpersoonlijke wijze vastgesteld, wat een ieders goed recht was. Men handelde steeds uit eigen aandrang, wanneer men zelf het gevoel had, dat men te kort gedaan was en mat dus alles met een persoonlijke maatstaf.
We zien later, hoe grotere groepen bij elkaar gingen wonen, dikwijls omdat dit veiliger was, of omdat men op een bepaalde plaats makkelijk in zijn levensbehoeften kon voorzien. Dan groeiden er langzamerhand bepaalde gewoontes en gebruiken in de omgang met elkaar, die maakten dat men in moeilijkheden gemakkelijker tot een oplossing komen kon.
Hoe ontstonden die gewoontes en gebruiken eigenlijk? We zouden kunnen zeggen; door het rechtvaardigsheidsgevoel van de gemeente-leden. De waarde van het misdrijf werd afgewogen tegen de waarde van de straf, en hierin werd een evenwicht gevonden, dat de meerderheid van de gemeente-leden voldeed. Zodra dit evenwicht gevonden was, gaf dit een soort bevrediging, en
omdat men zo dicht bij elkaar leefde en daardoor alles van elkaar wist. bleven de oplossingen in de herinnering leven, dikwijls ook in de vorm van verhalen, die ouders aan hun kinderen vertelden, en die weer aan hun kinderen.
Dikwijls ook benoemde zo'n gemeente in een heel moeilijk geval een soort commissie van hun allerwijste leden, die een goede oplossing moest vinden.
Later, toen er mensen waren, die konden schrijven, begon men de gewoontes en de uitspraken van die wijze gemeente-leden op te tekenen. En zo zien we het recht, het onpersoonlijke recht, ontstaan, dat orde schept in de samenleving, doordat het de wanorde, geschapen door de menselijke hartstochten en driften aan banden legt.
Zomerweek
in de „Vonk"
De Vereniging Buitenverblijf en de Vrij zinnig-Christelij ke Jeugdcentrale organiseren van 5—14 Augustus 1939 een „Zomerweek" voor meisjes en jonge vrouwen, in het rustig en mooi gelegen gebouw „De Vonk" te Noordwijkerhout; de hoofdleiding is wederom in handen van Mej. Wil Bos, directrice van „Ons Huis" (Wittenburg), Amsterdam.
Op het programma staan, behalve enkele inleidingen, een muziekavond, een volksdansmiddag, een lichtbeeldenavond, een excursie enz. Natuurlijk hebben ook strandwandelingen, sport en spel hun plaats.
Bovendien wordt van 12—14 Augustus een reünie gehouden voor de deelneemsters aan de vorige cursussen.
De deelnemingsprijzen bedragen ƒ 15 voor de cursus (5—14 Aug.) en ƒ3.— voor de reünie (12—14 Aug.). Men kan zich met duidelijke vermelding van naam, adres en leeftijd voor één der beide cursussen opgeven bij den directeur van „De Vonk", Mr. R. Baelde te Noordwijkerhout, bij wien men ook circulaires aanvragen kan.
te klagen en hulp te roepen, maar hij werd van niemand gehoord. Ten lesten zag hij een schone vrouwe, en zij had om haar een mantel blauw van kleur en zij zeide: „Mijn lieve zoon, waarom zijt ge bedroefd?" Hij antwoordde: „Omdat ik hier alleen gebleven ben en ik vrees van koude en ellende te vergaan!"
De Moeder der barmhartigheid werd door medelijden geroerd en nam haar schone mantel en sloeg die het kind om en verwarmde zo zijn koude leden en ze bracht hem in het schip, waar ze een goed vuur vonden. En ze zette zich met het kind bij het vuur en zeide tot hem: „Hoe dunkt u van mij, zoudt ge mij tot moeder willen hebben?" Hij zeide: „Ja vrouwe, want ik heb nooit schoner moeder gezien dan gij zijt." En onze Vrouwe zeide: „Voortaan zal ik uw Moeder wezen en gij mijn kind; maar zo zult ge mij onderdanig wezen en leven naar de wil uws Verlossers".
En hij zeide, hij wilde alles doen wat zij beval. En zo bracht de Maagd Maria de nacht door met den jongen. En 's morgens vroeg bracht ze hem aan land en zette hem neder bij een klooster van Karthuizer monniken en ze zeide: „Zoon, gaat hierin, want in dit klooster heb ik veel vrienden en gij zult daar wèl ontvangen worden."
Toen scheidde onze lieve Vrouw van hem. Hij ging in het klooster en zei den broederen alles wat hem geschied was en zij verstonden, dat het Maria was, de Moeder Gods. Ze namen den jongen in en leerden hem in het Christengeloof en maakten hem Christen. En kort daarna ontving hij de orde en nam zeer toe in deugden en werd een groot meester en was zeer innig in de dienst Onzer Lieve Vrouwen, gedenkende der groter vriendschap die zij hem had bewezen."
Voorwaar, zeven eeuwen geleden was
men hier te lande in verdraagzaamheid en 'mensenliefde meer gevorderd <lan men het thans in Duitsland is, waar de Joden behandeld worden op zulk een barbaarse wijze, dat men het nauwelijks zich denken kan. — •
Maar wij, wij socialisten, die weten dat alle mensen, blank of bruin, van welk geloof of ras hij moge wezen, méns zijn en in diepste wezen zo volkomen gelijk, dat zij altijd elkaar begrijpen kunnen en broeder? zijn en zusters van elkaar, — wij socialisten, willen trachten te vergoeden door hulp en steun te geven waar wij kunnen, wat vroegere geslachten hier te lande, wat tegenwoordige geslachten in het buitenland, jegens dit vervolgde volk der Joden misdeden en misdaan. IGNA.
P.S. Nog altijd blijft het van kracht: Schrijft, schrijft zoveel brieven als ge wilt. Ze zijn mij altijd welkom.
IGNA: