BINNENHOF

Verkiezingstijd

In deze verkiezingsdagen komt een stroom van manifesten onder onze ogen. Iedere politieke richting dingt naar de gunst van Z.M. den kiezer.

Bij alle ijver, die uit deze geschriften spreekt, om het publiek in te palmen, staan we toch wel eens verstomd over de vrijmoedigheid, waarmee sommige biljetten zijn gesteld. Zo kwam ons dezer dagen een katholiek strooibiljet in handen.

Dit manifest constateert in de eerste plaats met grote voldoening, dat „practisch in Nederland elke katholiek, die z'n plichten nakomt, op de lijst van de Katholieke Staatspartij stemt". Deze grote verbondenheid vindt z'n oorzaak in de historie, zegt het geschrift, waarbij de onderdrukking van het katholieke volk ter sprake komt.

Toen b.v. in het midden der vorige eeuw, onder koning Willem II, een katholiek minister zou worden benoemd, dreigde het toenmalige kabinet met ontslagname van alle zittende leden.

Zo worden er nog meerdere herinneringen opgeroepen, die wijzen op onderdrukking der katholieken.

Maar — zo vragen wij — hoe staat diezelfde Rooms-Katholieke Partij tegenover de S.D.A.P., die het vierde deel der Nederlandse bevolking omvat? Is die Rooms-Katholieke Partij zo maar grifweg bereid de S.D.A.P. volkomen dezelfde rechten te geven als alle andere staatsburgers? Weten de katholieken niel meer, hoe onder de leiding van de R.K. minister van Oorlog, dr. Deckers, lange jaren achtereen het lidmaatschap van de S.D.A.P. verboden was voor ambtenaren van Defensie; hoe onze pers werd geweerd bij leger en vloot?

Van verdrukking gesproken!

Het strooibiljet spreekt verder van rechtvaardigheid bij benoemingen. Er is een spreekwoord, dat luidt: „Wat gij niet wilt, dat u geschiedt, doe dat ook aan een ander niet".

Welnu — de katholieken verfoeien verdrukking en onrechtvaardigheid, als zijzelf de onderdrukte partij zijn. Zouden zij ook ten opzichte van andere groepen misschien eens een wat ruimer standpunt willen innemen?

Bij de „rechtvaardigheid in benoemingen" denken wij b.v. aan de burgemeestersbenoemingen. Hoeveel rode burgemeesters telt ons lieve vaderland? Welgeteld drie; in Zaandam, Goor en Winschoten. Maar de S.D.A.P. vertegenwoordigt 25 pet. der bevolking. We hebben de katholieken over deze onrechtvaardigheid bij benoemingen nog nooit

de trom horen roeren!

Iets positiefs hebben wij verder in het bewuste verkiezingsmanifest vergeefs gezocht.

Wordt er gesproken van bestrijding der werkloosheid, van welvaartspolitiek, van zorg voor ouden van dagen, van beter perspectief van de jeugd?

Niets van dit alles!

Enkele vage uitdrukkingen als: „noodzaak van gezonde * sociaal-economische ordening."

Ach, verstandiger is het waarschijnlijk ook, dat het katholieke manifest zich niet aan positieve stellingen waagt. Want hebben al niet jarenlang, onder het ministerie Ruys de Beerenbrouck en onder deze laatste ministeries Colijn de katholieken gelegenheid te over gehad, daadwerkelijk aan een opbouw- en welvaartspolitiek mede te werken, maar ... het eenvoudig nagelaten?

De katholieken stellen het nu wel telkens voor, alsof zij voor de daden van het kabinet Colijn niet aansprakelijk zijn. Dat is echter de grootste dwaasheid. Herhaaldelijk heeft juist de minis-

| CIJ GEEFT TOCH OOK UW KRANT NA LEZING AAN EEN NIET-ABONNÉ

ter-president erop gewezen, dat het gehele kabinet verantwoordelijk is voor het gevoerde beleid; daar kunnnen de katholieken met geen mogelijkheid onderuit.

En wanneer dan ook één der vetgedrukte zinnen uit het manifest, doelende op de Staatspartij, luidt:

„Zij gaf het land mannen, die hun kracht toonden",

dan moeten wij daartegen krachtig protesteren en integendeel uitspreken, dat wij van de kracht der katholieken in dit kabinet, waar het om vraagstukken van opbouw en welvaart gaat, nog maar droevig weinig hebben ervaren. H. W.

') Dit artikel bereikte ons te laat voor het vorige nummer. De beschouwingen behouden echter dezelfde waarde, nu ze op de verkiezingsdag verschijnen. Red.

Het Partijcongres en wij

Het was de afgevaardigde van Wassenaar, ons clublid Lena Moll, die er aanmerking op maakte, dat in het boek, dat uitgegeven werd bij Albarda's jubileum als Kamerlid, geen aandacht is geschonken aan wat de Bond van S.D.V.C.'s in die 25 jaar tot stand bracht.

Ons H.B.-lid A. v. d. Goes v. Naters— v. d. Plaats, die later op de dag het woord voerde, memoreerde eveneens dit feit, terwijl zij ook enige woorden sprak over het plaatsen van vrouwen op de lijsten voor Staten en gemeenteraden. Terecht merkte zij op, dat men over het algemeen een grotere geschiktheid eist van

de vrouwen dan van de mannen. Zij meende, dat meerdere vrouwen wel degelijk geschikt zijn om dit werk te doen.

Het verwijt, dat p.ge Lena Moll den partijvoorzitter gemaakt had over het niet welkom heten in zijn begroetingsrede van de afgevaardigden van de Bond, beantwoordde p.ge v. der Goes aldus, dat de Bond van S.D.V.C.'s zich zó

onderdeel van de Partij voelt, dat een aparte begroeting hier niet op zijn plaats zou zijn ge-

A. v. d. GOES V. NATERS

weest. De verhouding tussen Partij en Bond is uitstekend, zoals op de jaarvergadering nog duidelijk bleek uit de woorden, die de Partijvoorzitter namens het P.B. tot de aanwezigen richtte!

Eén van de A'damse afgevaardigden1) maakte enige opmerkingen over het zi. zeer ouderwetse uiterlijk van ons blad, de „Proletarische Vrouw". Hij vroeg de directie van de A.P. middelen te beramen om alsnog tot een vernieuwing,van de Pr. Vr. te komen, vooral ook gezien het grote abonnementenverlies. De directeur van de A.P., p.g. Y. G. v. d. Veen zei in zijn antwoord aan dezen afgevaardigde, dat hij het ten zeerste betreurde, dat men op de jaarvergadering van de Bond van S.D.V.C.'s van mening was, dat er geen hogere abonnementsprijs kon worden betaald, waardoor het H.B. het voorstel tot reorganisatie terug heeft moeten nemen. De A.P. zal trachten tot overeenstemming te komen, immers een nieuw kleed en reorganisatie zijn voor de Proletarische Vrouw zeer wenselijk.

De zaak van onze krant, die op onze jaarvergadering de gemoederen zo hevig in beweging heeft gebracht, kwam op deze wijze op het partijcongres ook onder de aandacht van de mannelijke partijgenoten. En de afgevaardigde van Amsterdam, die zo in het krijt trad voor verbetering van de krant, verdient alle hulde.

Het is prettig te horen, dat ook bij de mannelijke partijgenoten grote waardering bestaat voor het opvoedende werk, dat onze krant doet onder de vrouwen.

I. V.—B.

') Het was een man.

Redactie.