4°. Volksgezondheid.
Vrouwen en moeders voelen meer voor misdeelde verwaarloosde kinderen en ongelukkigen, dan mannen dat kunnen doen. Zij zullen zich veel meer geroepen voelen mee te werken tot het van staatswege oprichten van waar noodig goede crèches, badhuizen, ziekenhuizen. Van wie zal de drang weer uitgaan naar strengere alcohol wetten dan juist van de getrouwde vrouwen, die, zelf matiger in gebruik en afkeerig van alcohol, dikwijls de droevige gevolgen van drankmisbruik zoo nabij gevoelen. In alle landen, waar vrouwenkiesrecht is ingevoerd, zijn de wetten tegen drankmisbruik verscherpt.
Eene staatscommissie, ingesteld om te onderzoeken de maatregelen, die genomen kunnen worden ter bestrijding der werkeloosheid, zou die niet met meer kracht en meer ijver haar werk doen dan thans, wanneer daarin zitting hadden getrouwde vrouwen, die de ellende uit de werkeloosheid voortvloeiende, zelf hadden bijgewoond, hetzij in baar gezin, hetzij in de gezinnen, waar zij als hulpbrengende in moeielijke tijden verkeerd heeft.
5° De arbeidswetgeving.
De arbeidswetten waaronder mannen en vrouwen werken moeten, en waarin juist voor gehuwde vrouwen en kinderen dikwijls speciale bepalingen en uitzonderingen gemaakt worden, hoe kunnen zij rechtvaardig zijn, en zooveel mogelijk aan de behoeften voldoen, wanneer de personen, wien zij aangaan, hunne stem in de besprekingen niet mogen doen booren, hunne inlichtingen niet mogen verstrekken. De beperkingen, die gehuwde vrouwen van overheidswege, dikwijls zeer tegen den zin van de betrokkenen, worden opgelegd, zouden niet in de wetgeving gevonden worden, wanneer de vrouw zelve over hare zaken mocht oordeelen, zich niet altijd had te schikken in wat de mannen voor haar goed gevonden hebben.
Bij de vorige beschouwingen in sub II is stilzwijgend aangenomen, dat meerdere staatsbemoeiing goed is. Maar ook degene, die meent, dat de staat niet zooveel van het gezin moet overnemen, kan het wenschelijk achten, dat de getrouwde vrouw in deze questies meepraat, omdat zij juist degene is, die zich tegen onpractische staatsbemoeiing zal kanten, wanneer deze de familiebanden te zeer zouden verzwakken.
III. Ten overvloede nog een enkele opmerking over de wenschelijkheid voor de gehuwde vrouw, niet om het kiesrecht te bezitten, maar om deel te nemen aan de kiesrechtbeweging. Het lijkt misschien eenigszins vreemd, dat dit nog als een afzonderlijk punt even besproken wordt. Immers, indien het kiesrecht der gehuwde vrouwen èn voor haar zelf èn voor de gemeenschap zooveel belooft, is het haar plicht aan den strijd daarvoor deel te nemen. Doch ook nog andere gronden leiden tot de gevolgtrekking, dat deelneming aan de kiesrechtbeweging voor haar en voor de beweging nog op bijzondere wijze nuttig is.
De tegenstanders gaan gewoonlijk in hunne gedachten en hunne beweringen uit van een eenigszins gemoedelijke en lieftallige voorstelling van de huisvrouw, die opgaat in man en kinderen en binnen bare vier muren een paradijs vindt, waarbinnen de stormen der politiek niet mogen doordringen. Zonder nu te willen beweren, dat de voornaamste taak en de voornaamste gemoedsbevrediging der vrouw buiten de familie ligt, zouden toch de nadeelige gevolgen, die de algemeene verspreiding van die'meening voor het vrouwenkiesrechtvraagstuk heeft, opgeheven worden, wanneer bleek, dat de vrouw, zooals men die zoo gaarne afschildert, niet meer als het normaal vrouwentype kan gelden. En nog veel meer, wanneer mocht blijken, en we hopen en vertrouwen, dat dit blijken zal, dat deelnemen aan de kiesrechtbeweging allerminst gepaard behoeft te gaan met achteruitgang der huisvrouwelijke deugden, met vermindering van zorg voor het gezin, met den ondergang der huiselijke gezelligheid.
Op de gehuwde vrouw zelf kan het niet anders dan gunstig werken, wanneer ze, door het deelnemen aan de
kiesrechtbeweging, eens een blik moet werpen buiten het kleine kringetje, waarbinnen zich het huiselijk leven afspeelt. De sfeer, waarbinnen zij zich beweegt, krimpt zoo dikwijls in, en hoe vaak ziet men niet, dat moeders reeds vrij spoedig eenigszins van hare kinderen vervreemden, omdat zij zoo geheel, en bij het toenemen der zorgen, steeds meer, buiten de maatschappij staan.
Nu zijn er ontegenzeggelijk ook andere middelen, om den gezichtskring te verruimen en ruim te houden; men kan dit verkrijgen ook door belangstelling in kunst en wetenschap. Maar neemt men deel aan eene beweging, dan sleept deze onwillekeurig mee. Heeft men eens zich eraan gegeven, dan kan men er zich dikwijls niet meer aan onttrekken, als aan bemoeiingen, waarin men zich ter wille van ontspanning en liefhebberij heeft gegeven. Men voelt zich mede verantwoordelijk voor het welslagen van wat men gemeenschappelijk ondernomen heeft, en is men eenmaal overtuigd voorstandster, dan zal men niet zoo licht zich aan de beweging onttrekken met hetzelfde gemak, als waarmee de meeste vrouwen reeds kort na haar huwelijk, pianospelen en zangoefeningen opgeven.
En dan nog dit. Er is, behalve de openlijke propaganda door middel van vergaderingen en brochures, nog ééne mogelijk, die in stilte, op nog zekerder wijze, haar doel kan bereiken. Het is die van de gehuwde vrouw tegenover haar man. Men zou kunnen zeggen, dat de zekerste weg ter overwinning deze ware: „dat alle vrouwen haar mannen (zoo noodig) beheerden!"
Amsterdam. J. Gosses—Key.
Van dit geheele artikel worden afdrukjes gemaakt en als propagandablaadjes tegen ƒ1.50 de 100 stuks aan de afdeelingen verstrekt.
MARTINA G. KRAMERS door Fbédricke Mörck, vertaald uit het Deensche blad „Kvinden og Samfundet" van Febr. 1911 door E. v. d. Hoeven.
De eerste keer, dat ik met Martina Kramers kennis maakte, was in Kopenhagen, waar wij elkander aantroffen bij de bestuursvergadering, die de Intern. Vrouwenraad hield in 1902. Als medearbeidster onzer vice-presidente had ik reeds met haar gecorrespondeerd. De indruk, die ik door brieven van haar gekregen had, werd in hooge mate bevestigd en versterkt, toen ik haar persoonlijk leerde kennen.
Gedurende de vergaderingen in 1902 zat ik vol bewondering te luisteren naar de heldere, levendige en rechtvaardige wijze, waarop zij de redenen ontwikkelde, die voor of tegen de aansluiting van een of ander land waren.
Ik begreep, dat zij grondig de wetten der verschillende landen bestudeerd had, niet slechts de statuten der nationale Vrouwenraden, maar ook de verschillende staatsinrichtingen kende zij en met haar sterk geheugen verwarde zij nooit de eene met de andere. Toen ik haar later persoonlijk sprak, bleek, dat zij onze Noorweegsche toestanden volkomen kende, ofschoon zij nooit in Noorwegen geweest is en nooit gelegenheid had met Noren over dit onderwerp meer dan oppervlakkig te spreken.
Welk een kracht zij is in een internationalen Bond, begreep ik echter eörst, toen wij in 1906 elkaar weer te Kopenhagen ontmoetten, nu bij het groote internationale Vrouwenkiesrecht-Congres. Martina Kramers was de Secretares, die de notulen hield en als zoodanig moest zij in onberispelijk Engelsch alles noteeren en uitwerken wat op een dag in 2 of 8 bijeenkomsten behandeld was. In de late nachtelijke uren zat zij nog in ons gemeenschappelijk verblijf haar geheugen te raadplegen, na te denken en te schrijven! Nu en dan lachte zij even, dat was, wanneer zij zich iets aardigs herinnerde, dat in de notulen kon worden neergeschreven, want Mrs. Catt houdt zoo van een klein grapje" zei zij mij. Met haar fijn taalgevoel maakte zij dan een uitstekend verslag van de verhandelingen van den vorigen dag. Bij de voorlezing den volgenden morgen werd er maar heel zelden eenige aanmerking op gemaakt.