QeRepatRieeRö door Ds J. C. Koningsberger.

Korte tijd na mijn terugkeer uit Indonesië, waar ik enkele jaren chef-veldprediker was, woonde ik een avond bij die gegeven werd door „Pro Rege".

Tot het programma hoorde ook een Rode Kruisfilm, opgenomen in het voorjaar van 1946, in de buurt van Buitenzorg. Het was een dóódsimpele film: een primitieve polikliniek, een menigte Indonesiërs, zwaar geteisterd door allerlei ziekten, mensen die langs de kampongpaadjes aan kwamen zetten, een Rode Kruis-truck, enkele zusters en helpers. Toch kwam ik weer diep onder de indruk van het geheel. Hoe vaak heb ik deze teams aan het werk gezien, ook in de eerste maanden van 1946! Hoe groot was de nood overal en hoe dankbaar waren de mensen voor de geboden hulp. Reeds in November 1945 waren RodeKruis-dokters en -zusters bij ons opMalakka, eveneens gestrand op hun reis naar Indonesië en tijdelijk verblijvend op Penang of in Port Dickson. Op mijn tournées om de geestelijke verzorging van het leger te stimuleren of te inspecteren, ben ik de teams in de jaren '46, '47 en '48 overal tegen gekomen op Java, Madoera en Sumatra. Nog zie ik ze in truck of jeep uittrekken naar de afgelegen kampongs, vaak gevaren trotserend, want ook het Rode Kruis-embleem was niet veilig voor sluipschutters. Dan: hoevele Nederlandse verpleegsters zijn werkzaam geweest in de militaire hospitalen en ziekenhuizen voor burgers. Vermoedelijk zullen tientallen van haar terugkeren met de tienduizenden militairen. Wij kunnen gerust zeggen, dat ook deze vrouwen lichamelijk en geestelijk de sporen zullen dragen van het vaak harde en moeilijke leven dat zij gehad hebben. Daar de meesten jong en sterk zijn, zullen zij de lichamelijke vermoeidheid spoedig overwonnen hebben, precies als de soldaten. Een enkele nakuur voor restanten van dysenterie en malaria zal nodig zijn, terwijl het ook mogelijk is dat er bij enkelen een begin is van t.b.c. door verwaarloosde verkoudheden en ondervoeding. De geestelijke moeilijkheden zijn vermoedelijk erger. Wij mogen nooit vergeten dat vrouwen, vooral in dit werk, overal in Indonesië zeer gewaardeerd werden en door iedereen op de handen werden gedragen. Bij elk feestje van betekenis waren zij zéér welkom; zij schiepen een sfeer in een mannenmaatschappij, die men nu eenmaal begeert en zij zijn tientallen mannen tot steun geweest. Vermoedelijk hebben velen van haar op dit punt persoonlijke moeilijkheden en conflicten gekend en vaak misgetast. Ik zal de laatste zijn om, kennende de omstandigheden, een oordeel uit te spreken.

Nu laten deze zusters die omgeving achter zich en daarmee het leven van spanning, waardering en persoonlijke vriendschappen. Wat dit voor een vrouw betekent begrijpt men, of liever: men begrijpt het niet in onze door en door regelmatige „fatsoenlijke" omgeving. Zoals de

militairen vaak weken nodig hebben om bij te komen, om wakker te worden en zich weer te voegen in het Nederlandse milieu, zo zullen tal van deze vrouwen ook de eerste weken, misschien zelfs maanden, de indruk maken van afwezig en vreemd te zijn. Zij leven eigenlijk nog in het oude milieu en kunnen het hier niet vinden. Daar komt nog iets bij. De militairen zeggen: zijn wij eigenlijk niet voor niets al die tijd daar geweest, zijn onze kameraden niet voor niets gesneuveld, nu wij alles weer hebben moeten prijsgeven? Ik vermoed dat de zielsgesteldheid van vele terugkerende zusters precies zo zal zijn. Maanden van ploeteren en inspanning hebben zij doorleefd en nu moeten zij het opgebouwde werk opgeven.

Ik zou hier willen zeggen evenals tot de mannen: tob daar niet over, je hebt je best gedaan toen dit van je werd gevraagd, elke daad van naastenliefde draagt vruchten, al zien wij dit niet. Dénk nooit dat de inspanning voor niets is geweest. Wij mensen kunnen niet overzien, waarom dit alles zo moest gaan. Inderdaad, Indonesië is een andere wereld dan Nederland. Ginds is de onmetelijke ruimte, waar ieder arbeidend mens zijn plaats en zijn verantwoordelijkheid duidelijk ziet; hier zijn wij een klein rad in een grote machine en vaak een nummer. Ginds moeten vaak beslissingen worden genomen en het leven kent er tempo; hier zijn tal van bevoegde instanties te raadplegen en commissie-vergaderingen af te wachten. Ik weet het zelf veel te goed. Van iemand die ginds in het groot werkte en nu in een gareel loopt, zeg ik: kijk, een leeuw aan een touwtje!

Maar er is in het leven een heilig moeten. Laten ook onze Rode Kruis-zusters en onze verpleegsters bij haar terugkeer dankbaar zijn voor de ervaring die zij hebben opgedaan. Zij hebben ondervonden wat zij lichamelijk en geestelijk presteren kunnen. Zij zullen ook later in hun werk velen ontmoeten, die door dezelfde moeilijkheden zijn heengegaan en teren op hun herinneringen aan het leven in Indonesië. Beter dan anderen zullen zij in staat zijn om deze mensen te begrijpen.

Persoonlijk heeft een dosis humor mij zeer geholpen om mijzelf weer spoedig aan te passen aan mijn oude werkkring hier in Nederland. Er bestaat in ons oude vaderland ook zoveel goeds dat wij ginds moeten missen, zoveel dat telkens onze energie stimuleert, onze behoefte aan culturele ontwikkeling bevredigt.

Naar het uiterlijk misschien harder teruggekeerd, zijn wij naar het innerlijk waarschijnlijk zachter in onze beoordeling van mensen en hun zwakheden en verlangen wij naar de echte vriendschappelijke gemeenschap tussen hen die van goede wille zijn.

Overgenomen uit het „Tijdschrift voor Ziekenverpleging",

3e Jaargang no. 9, van 1 Mei 1950.

knipselöienst

EERSTE NEGERIN IN DELEGATIE DER V. S. TER ASSEMBLéE

De vrouwelijke juriste Edith Sampson, door President Truman benoemd in de Amerikaanse delegatie voor de Algemene Vergadering der V.N., is de eerste negerin die een dergelijke functie bekleedt.

Mevrouw Sampson, die te Chicago als juriste is gevestigd, is 48 jaar oud. Zij werd in een der armoedigste wijken, van Pittsburg, de mijn- en industriestad in de staat Pennsylvanië, geboren. Haar jeugd was moeilijk. Aanvankelijk bleef zij van goed onderwijs verstoken maar met enorme energie werkte zij zich op. Na jaren van zelfstudie promoveerde zij in de rechten aan een der universiteiten van Chicago, de enige negerin die daar deze graad ooit behaalde. Zij specialiseerde zich op het gebied van het strafrecht, evenals haar echtgenoot die zijn praktijk echter zelfstandig uitoefent. Gedurende achttien jaar maakta zij deel uit van de jeugdrechtbank te Chicago.

Karakteriserend voor haar opvatting is haar uitlating, na haar benoeming: „De benoeming van een neger in de delegatie der V.S. voor de V.N. is slechts van belang, indien hij daardoor in staat is een definitieve bijdrage te leveren tot de doelstellingen en idealen der wereldorganisatie."

Het Parool 4 Sept. 1950

LERAREN TEGEN ONTSLAG GEHUWDE AMBTENARES Een motie, waarin het ontslaan uit overheidsdienst van de gehuwde vrouw wordt afgekeurd, werd met op twee na algemene stemmen aangenomen door de algemene vergadering van de A.V.M.O. (Algemene Vereniging van leraren bij het Vfiddelbaar Onderwijs). Dit was de 84ste jaarvergadering; zij vond plaats in het conferentie-oord „De Tempel" te Rotterdam, op 1 en 2 September. Het Parool 2 Sept. 1950

BIBLIOGRAFISCHE NOTITIES.

De Vrouw en het Ambt. Rapport besproken door de Generale Synode in haar zittingen van 20 en 21 Maart 1950. 's-Gravenhage 1950. f 0,90

Encyclopédie de la Femme.

Paris Aoüt 1950. 3.300frs.

Margaret Mead. Male and Female. A study of the Sexes in a changing World.

London 1950 18 sh-

Josephine H. Gerth. Highways to job§ for women.

New York 1949. $ 3'

La femme sovietique. Revue illustrée, paraït tous les deux mois en russe, anglais francais et allemand.

Moscou. Frs- 300 P-an-