PARLEMENT ARIA

In de laatste dagen van het vorig jaar is in de Tweede Kamer behandeld de Begroting van Sociale Zaken en bij deze Begroting is uitvoerig gesproken over de quaestie van lonen en prijzen, omdat dit onderdeel van het openbare leven, voor zover de Overheid er bemoeienis mee heeft, op het Departement van Sociale Zaken wordt behartigd.

Eigenlijk zou de quaestie van de prijsvorming onder het Departement van Economische Zaken thuishoren, maar beide problemen zijn eigenlijk twee kanten van dezelfde zaak.

Lonen

Lonen immers vormen een van de allerbelangrijkste factoren bij de voortbrenging van alle goederen, die een mens voor zijn dagelijks onderhoud, voor zijn ontwikkeling, zijn genoegen en zijn vertier nodig heeft en hebben zodoende een directe invloed op alle prijzen. En er is een ijzeren wet, die ons leert, dat,, wanneer de lonen omhoog gaan (en nu laat ik voor de overzichtelijkheid even buiten beschouwing, dat door grotere zuinigheid, betere organisatie, betere technische hulpmiddelen enz. de invloed van die stijging kan worden verminderd), wanneer dus -— zonder bijkomende verbeteringen — de lonen omhoog gaan, dan worden onherroepelijk de prijzen ook hoger.

En dan kan het nog de vraag zijn, of men met zo'n loonsverhoging er niet eerder op achteruitgaat, dan op vooruit.

Want, immers: „Loon betekent, wat men er voor kan kopen", zoals zeer terecht de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken, Mr. van Rhijn, op 6 Januari j.1. voor de microfoon zeide.

„Loon betekent wat men er voor kan kopen", en wat heeft men er dan aan, of het geldsbedrag van het loon een groter getal wordt, wanneer men er niets méér of misschien zelfs minder voor kan kopen.

De levensbehoeften van de mens zijn zeer verscheiden; zij beginnen bij allerlei dingen, die weinig grondstoffen, maar veel arbeid voor de voortbrenging vereisen.

En zo zijn die producten, die ieder mens het meest nodig heeft voor zijn levensonderhoud, de dagelijkse voedingsmiddelen, landbouw-, zuivel, en tuinbouwproducten van die dingen, waar naar verhouding het grootste aandeel aan lonen in zitten, en die dus bij de loonsverhoging de meeste neiging hebben om mee omhoog te gaan.

Inflatie-gevaar.

En nu werkt het grote gevaar, waar we allen doodsbenauwd voor zijn, het gevaer van de inflatie, als een spiraal: hogere lonen, hogere prijzen, weer hogere lonen, nóg hogere prijzen, en zo tot aan de chaos toe.

Zie naar Duitsland na de eerste Wereldoorlog en naar Frankrijk in onze dagen om te kunnen aflezen tot welke ontzettende ellende en armoede

zo iets leiden moet. De waardemeter voor de verhouding tussen wat men voor de gepresteerde arbeid krijgen kan aan levensbehoeften en de waarde van die arbeid zelf is het geld.

Wanneer men overmatig veel geld moet neertellen om de dagelijkse dingen te kunnen krijgen, is de gezonde verhouding van de samenleving verbroken.

Dit was, zoals men zich zal herinneren, het geval aan het einde van de laatste oorlog, toen aan de ene kant ons land door de Duitsers was leeggestolen, en aan de andere kant door dezelfde Duitsers grote pakken bankbiljetten in het land werden in omloop gebracht, om daarmede opzettelijk en welbewust ons gezonde

economische leven te bederven. / ^

Loon- en prijsvorming als economisch-, sociaal- en humanitair probleem

En zo kon het gebeuren, dat ieder, die nog iets te gelde kon maken, dit maar deed om daarvoor grote bedragen aan papiergeld te krijgen, dat men dan weer met handen vol moest uitgeven voor aardappelen, brood en brandstoffen. En dit is dan ook de reden geweekt, dat toen onze eigen Regering weer terug kwam, deze haar grootste aandacht heeft gewijd aan 2 met elkaar corresponderende stelsels van maatregelen: aan de ene kant de geldzuivering door blokkering van tegoeden op alle bank- en girorekeningen boven een bepaald bedrag en het verminderen van de geldhoeveelheid door vermogensaanwasbelasting en vermogensheffingen, en aan de andere kant door tegelijk een loon-stop af te kondigen, zodat de lonen niet zonder goedkeuring en controle van het college van Rijksbemiddelaars zouden kunnen worden gewijzigd en de prijzen eveneens werden vastgelegd.

Nu kon men de prijzen vrij gemakkelijk in de hand houden, doordat in het begin na de bevrijding er zo weinig was, dat alle belangrijke levensbehoeften gerantsoeneerd waren, maar daar wilden we allen zo spoedig mogelijk van af, en we dachten, dat dat ook zou kunnen: immers vrijgelaten konden langzamerhand worden die goederen, waarvan er genoeg op de markt kwamen, en dan werkt weer de concurrentie: internationaal, doordat er minder in het buitenland gekocht behoefde te worden en daardoor de prijzen wel zouden gaan dalen (wat in 1947 ook gebeurd is met de prijzen van landbouwproducten in Amerika b.v.) en nationaal, doordat ieder tracht het meest te verkopen door zo scherp mogelijk de prijs te berekenen en zoveel mogelijk onder de vastgestelde

maximumprijzen te blijven. En zo is het in de aanvang ook gebeurd.

Wat wij echter niet hebben kunnen voorzien, is, dat in het buitenland allerlei grondstoffen in prijs zijn gaan stijgen, bijv. de prijzen van ijzer en staal, en als gevolg daarvan van brandstoffen.

Het is afschuwelijk te moeten constateren, dat deze prijsverhogingen direct verband hielden met de hernieuwde oorlogsdreiging.

Maar dit was niet de enige factor: droge zomers, die kleinere oogsten gaven droegen daar ook het nodige toe bij.

Zo werd het in de loop van 1949 al duidelijk, dat er enige stijging was in de kosten van levensonderhoud, men kan zeggen door elkaar ongeveer een percent of tien. En de lonen lagen nog steeds vast; wel was er enige verlichting voor de grotere gezinnen met de kleinere inkomens tengevolge van de uitkering der kinderbijslag en ook door wat men is gaan noemen: de gulden van Minister Joekes, maar toen in September 1949 de Engelse Regering de waarde van het pond, een van de belangrijkste waardemeters op de internationale markt, en de geldsoort, die niet alleen Engeland betrof, maar ook alle andere landen van het Britse Gemeenebest, verminderde, en alle landen van West-Europa wel mee moesten doen, was het wel duidelijk, dat hiervan het gevolg zou zijn, dat op den duur, wanneer de bestaande voorraden op zouden zijn en nieuwe voorraden zouden moeten worden ingekocht, ook in ons land de prijzen van een aantal levensbehoeften zouden stijgen. Helaas is de mens een sociaal nog zo weinig ontwikkeld wezen, dat nu meteen een aantal handelaren reeds direct duurdere prijzen trachtte te krijgen, ook van die voorraden, die zij zelf nog tegen de lagere prijzen hadden verworven.

Dit is bijv. gebeurd bij de Australische wol-exporteurs, maar evenzeer bij de wollen stoffen industrie in Nederland.

Spanningen in gezinsinkomens.

Het is bekend, dat de Regering met het nemen van maatregelen had willen wachten tot het voorjaar, tot de devaluatie ongeveer een halfjaar zou hebben doorgewerkt, en men dus met meer kennis van zaken de gevolgen daarvan kon .overzien, en bovendien had de Regering bedoeld per 1 Januari 1950 een aantal belastingwijzigingen in te voeren: verlaging van de Loon- en Inkomstenbelasting met daartegenover verhoging van de Personele- en de Omzetbelasting (welke laatste niet geheven wordt van eerste levensbehoeften), om hiermede aan de inmiddels opgetreden spanningen in vele gezinsinkomens tegemoet te komen.

Doordat deze belastingontwerpen wat laat waren ingediend en er bij de behandeling in de Afdelingen van de Tweede Kamer nogal wat bezwaren tegen bleken te bestaan, werd het waarschijnlijk, dat de invoering er van per 1 Januari niet kon worden verwezenlijkt.

De georganiseerde arbeidersbeweging in de organisaties van N.V.V.,