Moeten er weer Duitse dienstmeisjes komen ?
Er wordt de laatste tijd weer aarzelend gesproken over de mogelijkheid om in de dienstbodennood te voorzien door toelating van een beperkt aantal Duitse meisjes. Na de vorige oorlog is dat ook gebeurd. Sommige Nederlanders hebben zich daar toen aan geërgerd, een veel groter aantal heeft er zich over verheugd. Want deze meisjes waren over het algemeen goede arbeidskrachten, huishoudelijk onderlegd, algemeen ontwikkeld, gewillig, zuinig en bescheiden. In menig gezin zijn ze toen een werkelijke steun geweest.
Er is natuurlijk na de laatste wereldoorlog een en ander veranderd in de verhouding tussen het Nederlandse en het Duitse volk. Maar velen zijn geneigd daar overheen te stappen. Immers er is nog altijd tekort aan huispersoneel en — zoals gezegd — men heeft goede herinneringen. De regering is er dan ook kort'geleden toe over gegaan toestemming te verlenen voor de toelating van een klein aantal dienstmeisjes, niet uit Duitsland, maar uit Oostenrijk. Slaagt deze proef,, dan zal wellicht ook de deur voor Duitse meisjes op een dergelijke wijze worden geopend. Het is daarom goed het probleem, op dit moment, nu er nog geen toestemming voor Duitse dienstmeisjes wordt gegeven, onder ogen te zien.
Aan de toelating van Oostenrijkse meisjes is een vrij strenge selectie verbonden, speciaal op politieke betrouwbaarheid. Bovendien hebben de Arbeidsbureaux de voorzorg genomen om deze meisjes zo veel mogelijk te spreiden over het land. De redenering was blijkbaar, dat een of twee in een stad niet erg opvallen, maar dat een hele club Duits sprekende meisjes allicht spoedig ergernis geeft. Wanneer we deze maatregelen willen beoordelen moeten we ons eerst afvragen wat de voelbare bezwaren zijn geweest van de vorige golf van Duitse dienstmeisjes (dus niet alleen de oppervlakkige ergernissen tellen).
Het kan zijn, dat er enige grond van waarheid schuilt in de bewering, dat sommige van die meisjes voor Duitsland hebben gespionneerd en zelfs, dat enkele hunner tijdens de bezetting aan de militairen diensten hebben bewezen, maar dergelijke gevallen kunnen niet zeer talrijk geweest zijn om de eenvoudige reden, dat het grootste deel reeds vóór de Hitlertijd hier weer vertrokken was. Ernstiger dan ook dan de invloed van degenen, die hier als Duitse zijn gebleven, is de invloed geweest van haar, die Nederlandse waren geworden, met andere woorden van die Duitse meisjes, die hier met Nederlanders zijn getrouwd. In de jaren vlak na de Bevrijding, toen ik mij een korte tijd met jeugdige en volwassen politieke delinquenten heb beziggehouden, ben ik talloze malen politieke ontsporingen tegengekomen, die direct te wijten waren aan de Duitse afkomst van de moeder. Dit hoeft er geenszins op te wijzen, dat die vrouwen, toen ze hier als meisjes kwamen, al „verkeerd" waren. Het kan het gevolg zijn van heimwee en van de neiging om het eigen vaderland te idealiseren. Dit komt veel voor bij mensen, die in hun nieuwe omgeving niet al te vlot worden opgenomen. Een tekort van de Nederlandse omgeving om deze vrouwen te helpen zich hier thuis te voelen, is stellig mede-oorzaak geweest voor hun ontvankelijkheid voor het nationaal-socialisme.
Wij Nederlanders zijn n.1. wel oppervlakkig hartelijk tegenover vreemdelingen, maar we nemen ze niet makkelijk op in eigen kring !
Wil men nu soortgelijke ontsporingen in de toekomst vermijden dan is het niet voldoende, dat men de meisjes test op haar huidige politieke gezindheid. Veel beter is het de gelegenheid te scheppen voor die meisjes, die
— vooral omdat ze hier verloofd raken — vermoedelijk hier zullen blijven, een goede gelegenheid tot aanpassing aan de Nederlandse sfeer te scheppen. Dus: geen aparte Duitse verenigingen, maar van het begin af aan opname in Nederlandse meisjesclubs, goedkope cursussen in de Nederlandse taal en geschiedenis, bewuste „ver-Nederlandsing", ook via de aanstaande echtgenoot. Wanneer men niet weet hoe dit zou moeten gebeuren, dan leze men maar een van de talloze boekjes, die de Amerikanen ten behoeve van de „Americanization" van hun immigranten laten verschijnen. Het spreekt vanzelf, dat een dergelijk programma alleen zin heeft wanneer er een aantal Duits-sprekende meisjes tezamen zijn. Daarom is de maatregel van de Arbeidsbureaux om hen te spreiden
— hoe goed ook bedoeld — het tegendeel van practisch.
Bovendien is het voor de meisjes, in de eerste maanden dat ze hier zijn, onnodig hard hen te isoleren van lotgenoten en van hen, die er langer zijn.
Velen zullen misschien nu geneigd zijn te zeggen: Als er zoveel gevaren aan verbonden zijn en er komt zoveel bij kijken, laten we het dan maar niet doen en vooral geen Duitse dienstmeisjes opnemen. Maar dit standpunt is pertinent onjuist. Tenminste gezien in het licht van de integratie van Westeuropa, die op dit ogenblik een dwingende morele en politieke eis is. Juist Duitsland moet uit zijn isolement getrokken worden, willen we er een gelijkwaardige en tevens ongevaarlijke partner van maken in Westeuropa.
In Duitsland zijn zonder enige twijfel de meisjes te vinden, die onze arbeidsmarkt zouden kunnen aanvullen. Westduitsl'and heeft een groot vrouwenoverschot, er heerst werkloosheid en er heerst een grote armoede. Al deze factoren zullen ongetwijfeld een aanbod te voorschijn roepen, die de vraag ver overtreft. Met dit aanbod moeten we wel voorzichtig zijn. Immers niet alle Duitse meisjes van tegenwoordig zullen goede en betrouwbare huishoudelijke hulpen kunnen worden. De vakopleiding is over de gehele linie in de Hitlertijd sterk achteruitgegaan en de meisjesopleiding is ook daarna nog enige jaren verwaarloosd. Een deel van degenen, die zich aanbieden, zal afkomstig zijn uit goede, maar thans verarmde families, waar huishoudelijk werk oorspronkelijk niet tot de tradities behoorde. Deze zullen van goede wille zijn, maar niet vakbekwaam. Bovendien mag men een zekere rusteloosheid en ontevredenheid verwachten, die zich na de eerste weken van dankbaarheid en opluchting, stellig openbaren zullen.
Ook daar staat dan weer tegenover, dat het onze plicht is aan de heropvoeding van het Duitse volk bij te dragen en dat er stellig bij een goede selectie een aantal meisjes kan worden gevonden, die daar als tegenprestatie een behoorlijke vakkennis tegenover kunnen plaatsen.
Alleen, zelfs de beste meisjes — ook degenen, die niet direct politiek „besmet" zijn — hebben onder het isolement van Duitsland in de Hitlertijd en daarna geleden en er de vreemdste begrippen over de wereld buiten Duitsland van over gehouden. Een van de hardnekkigste misverstanden in arbeidersmilieu's is b.v., dat Duitsland en Nederland in deze oorlog naast elkaar hebben gestaan en dat we nu beide door de Geallieerden zijn bezet. Van de roof en de vernielingen, die hier hebben plaats gehad, hebben ze geen begrip. Nederland wordt nog als een „steinreich" land beschouwd (en voor wie uit de Duitse ruïnes komt moet dit"ook wel zo lijken). Er is maar één weg om in deze misverstanden een begin van opruiming te houden: meisjes (en mannen) hier te halen, hen ons leven te laten meeleven en hen in het huidige Europa wegwijs te maken. Maar dan moet het ook goed gebeuren.
Dat betekent: we mogen in de Duitse dienstmeisjes — stel, dat ze zouden komen —, niet in de eerste plaats goedkope arbeidskrachten zien. Integendeel we moeten ze op dezelfde basis belonen als de Nederlandse, en hen onder de normale sociale verzekering laten vallen. We mogen hen ook niet plaatsen in de „moeilijke" gezinnen, waar men geen Nederlandse kracht kan krijgen of houden. Integendeel, we moeten voor hen goede plaatsen uitzoeken. Op basis van vrijwilligheid zullen we de „mevrouwen" moeten selecteren, misschien nog beter dan de meisjes. De werkgeefsters, die zo'n meisje nemen, zullen allereerst begrip moeten hebben voor de situatie van deze meisjes en voor hun mentaliteit. Bovendien zullen ze echter vast in hun „democratische" schoenen moeten staan. Een oud-sympathisant van de NSB, een „politiek onverschillige" is voor dit opvoedingswerk ongeschikt. Maar voor de andere lijkt mij hier een stuk reeële politieke arbeid te doen. Politieke arbeid, die ditmaal nu eens door huisvrouwen — en door hen alleen — kan en moet worden verricht. H. VERWEY-JONKER
BIBLIOGRAFISCHE NOTITIES
Mary D. Stocks, Eleanor Rathbone. (First woman member of the Liverpool City Council, M. P. in 1929),
London '49, 21 sh.
Richard Curie, Women. An analytical study.
First cheap edition. 5 sh.