NOTA VAN TOELICHTING

1. Strekking

Dit besluit strekt ertoe de restauratie-behoefteraming die burgemeester en wethouders vóór 1 mei 2005 kunnen indienen, buiten werking te stellen in verband met de beoogde overgang naar een nieuwe systematiek van rijkssubsidiëring van monumenten waarvoor een Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) in voorbereiding is.

Op grond van de artikelen 4 en 8 van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (Brrm 1997) kunnen burgemeester en wethouders eenmaal per vier jaar vóór 1 mei een restauratiebehoefteraming bij de minister indienen om in aanmerking te komen voor een budget. Zonder behoefteraming ontvangen gemeenten geen budget, en zonder budget kunnen geen subsidies worden verstrekt in de desbetreffende gemeenten. De huidige periode van vier jaar loopt van 1 mei 2001 tot 1 mei 2005. Dit betekent dat gemeenten najaar 2004 zouden moeten starten met de voorbereidingen voor de behoefteraming 2005-2009, en die vóór 1 mei 2005 bij de minister zou moeten worden ingediend. Omdat de budgetten betrekking hebben op het zesde jaar volgend op de vaststelling, is de behoefteraming dus relevant voor de jaren 2011 tot en met 2014.

In de nieuwe systematiek van rijkssubsidiëring van monumenten (zie paragraaf 2) zullen de gemeenten naar verwachting een andere rol krijgen waardoor het opstellen van een restauratie-behoefteraming niet meer nodig is. Omdat de nieuwe regeling niet vóór 1 mei 2005 in werking zal kunnen treden, is een nadere voorziening nodig om te voorkomen dat gemeenten veel werk steken in een behoefteraming, die vervolgens niet meer gebruikt wordt omdat het Brim een geheel andere systematiek hanteert. Met dit besluit blijven de voorschriften omtrent de restauratiebehoefteraming die burgemeester en wethouders vóór 1 mei 2005 kunnen indienen, buiten werking. In de plaats daarvan worden de budgetten vastgesteld op basis van de restauratie-behoefteramingen die zijn opgesteld voor de periode die loopt van 1 mei 2001 tot 1 mei 2005 (zie paragraaf 3).

2. Een nieuwe systematiek van rijkssubsidiëring van monumenten

In december 2001 heeft staatssecretaris Van der Ploeg, een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met voorstellen omtrent veranderingen in het stelsel van monumentenzorg (Kamerstukken II 2001/02, 27 432, nr. 45). In april 2002 heeft staatssecretaris Van der Ploeg de vragen van de leden van de Tweede Kamer naar aanleiding van deze brief beantwoord (Kamerstukken II 2001/02, 27 432, nr. 53).

Ook het kabinet staat een nieuw instandhoudingbeleid voor ogen dat beoogt niet alleen betere ondersteuning te geven aan goed onderhoud, maar dat ook eenvoud in de regeling wil brengen en een snellere afhandeling van aanvragen voor financiële ondersteuning mogelijk wil maken. Om dit te bereiken zal het subsidiestelsel grondig moeten worden aangepast.

De gedachten gaan uit naar een stelsel waarbij voor eigenaren met fiscale aftrekmogelijkheden het nu nog bestaande subsidiedeel geheel vervangen wordt door een laagrentende lening, te verstrekken door het Nationaal Restauratiefonds. Voor hun aanvragen richten zij zich tot de belastingdienst en het Nationaal Restauratiefonds. Voor de overige eigenaren worden de bestaande regelingen voor restauratie- en onderhoudsubsidies geïntegreerd. Een en ander zou betekenen dat gemeenten en provincies geen rol meerspelen bij de prioritering van subsidieaanvragen en dat het systeem van behoefteraming en opdeling