Binnenlandse Zaken. Dat bedrag zal gelijk zijn aan 3/5 deel van het maximaal fiscaal-vrij te vergoeden bedrag per autokilometer (thans f 0,52). Het aldus vast te stellen bedrag per privé-kilometer zal veelal voldoende zijn om de meerkosten van het privé-gebruik van een leaseauto die voor dienstgebruik is aangeschaft te bestrijden.

Voor het vaststellen van een maandelijks verschuldigd vast voorschotbedrag als bedoeld in het tweede lid van het nieuwe artikel 3a van het BBEBR kan worden uitgegaan van een schatting van de af te leggen privé-kilometers over een langere periode, bijvoorbeeld over het lopende kalenderjaar of de komende 12 maanden. Er zijn verschillende tijdstippen denkbaar naar aanleiding waarvan de verrekening van daadwerkelijk verschuldigde kosten voor de privé-kilometers kan plaatsvinden, zoals na afloop van ieder kalenderjaar, na beëindiging van een voor het gebruik van de auto afgesloten leasecontract en na beëindiging van de schriftelijke toestemming (als bedoeld in het eerste lid van artikel 3a) voor het privé-gebruik van de dienstauto. Op grond van het derde lid van artikel 3a bepaalt de minister de tijdstippen die aanleiding zijn voor de verrekening met de betrokkene.

In het vierde lid van artikel 3a wordt een aantal kostencomponenten genoemd die naast het bedrag per kilometer voor rekening van de betrokkene blijven. Het gaat hier met name om kosten die verband houden met verwijtbaar handelen of nalaten dat aan de betrokkene kan worden toegerekend alsmede met de persoonlijke voorkeuren van de betrokkene.

Op grond van het vijfde lid van artikel 3a kan door de dienst geleden schade worden verhaald indien deze schade de ambtenaar kan worden verweten dan wel is veroorzaakt door een ander wiens handelen aan de ambtenaar kan worden toegerekend. Hier kan in het bijzonder worden gedacht aan een gezinslid dat de auto bestuurt.

Het zesde lid van artikel 3a biedt aan de ministers de mogelijkheid nadere regels te stellen ter verrekening van door de leasemaatschappij in rekening gebrachte kosten vanwege een tussentijdse beëindiging van een leasecontract van een dienstauto.

Met deze bepaling kan het bevoegde gezag de betreffende kosten geheel dan wel gedeeltelijk op een betrokkene verhalen. Dit kan redelijk worden geacht in die situaties waarin met een betrokkene afspraken zijn gemaakt over het gebruik van de auto gedurende een bepaalde periode en betrokkene deze afspraken om hem moverende dan wel hem verwijtbare redenen niet nakomt.

In het zevende lid van artikel 3a is een voorziening opgenomen voor de gevallen waarin aan de betrokkenen een zekere keuzevrijheid wordt gelaten met betrekking tot de cataloguswaarde van de ter beschikking te stellen dienstauto. Indien het bedrag daarvan uitgaat boven het terzake gebruikelijke voor een dienstauto, wordt het billijk geacht dat alle daarmee verband houdende meerkosten, ook die voor de zakelijke kilometers, bij de betrokkene in rekening worden gebracht. De uitwerking van deze verhaalsmogelijkheid wordt overgelaten aan de departementen waar zich evenvermelde keuzevrijheid voordoet.

Artikel VII, onderdeel D

Het eerste lid van artikel 4 is zodanig uitgebreid dat de mogelijkheid om in bijzondere gevallen een afwijkende regeling te treffen in het