vakantie (hoofdstuk V van het ARAR/ARSG) en enkele financiële bepalingen ingeval van ziekte (hoofdstuk VI, paragrafen 2 en 3 van het ARAR en de artikelen 43, 46, 47 en 49 van het ARAR, respectievelijk de artikelen 78, 80, 82 en 84 van het ARSG).

Artikel I, onderdeel C en artikel III, onderdeel C

De intrekking van het AOB maakt het noodzakelijk het ARAR ook voor leerplichtigen toegankelijk te maken. Dit geldt niet alleen voor gedeeltelijk leerplichtigen die, bijvoorbeeld in het kader van het leerlingwezen, in het vervolg een ambtelijke aanstelling moeten krijgen. Ook ten aanzien van volledig leerplichtigen bestaat de situatie dat voor een korte periode een dienstverband bestaat. Met name wordt hier gedoeld op de vakantiekrachten. De verbodsbepaling hen aan te stellen dient derhalve te vervallen.

Artikel I, onderdeel D, eerste en derde lid en artikel III, onderdeel D, eerste en derde lid

De huidige redactie van artikel 6, tweede lid, onder d, voorziet in de situatie dat personeel kan worden aangesteld ter vervanging van een afwezige ambtenaar. Dit vereist wel dat er sprake is van een ambtenaar die tijdelijk zijn functie niet kan uitoefenen (bijvoorbeeld in verband met ziekte, buitengewoon verlof).

Gebleken is dat er behoefte bestaat om ook tot aanstelling van een ambtenaar in tijdelijke dienst te kunnen overgaan indien er wel een reguliere arbeidsplaats voorhanden is, maar deze niet meer of nog niet is toegewezen aan een ambtenaar. Dit kan zich voordoen indien in het kader van een loopbaanbeleid (job-rotation, mobiliteit) een functie vacant komt, maar de beoogde opvolger nog niet uit zijn huidige functie kan vertrekken. Ook doet zich de situatie voor dat de vacante functie later in de tijd in het kader van een krimpoperatie wordt geschrapt, maar dat tot dat moment de werkzaamheden nog wel moeten worden verricht. Daarnaast kan er als gevolg van een tijdelijke piek in de reguliere werkzaamheden tijdelijk behoefte zijn aan meer personeel. Tot slot kan gedacht worden aan de situatie waarin een nieuwe functie tot ontwikkeling moet worden gebracht waarbij het bij het begin niet goed mogelijk is aan te geven aan welke eisen de functievervuller uiteindelijk moet voldoen. Een ambtenaar aanstellen in tijdelijke dienst voor de duur van de ontwikkeling van die nieuwe functie ligt dan in de rede.

De voorgestelde aanpassing van artikel 6, tweede lid, onder d, maakt een tijdelijke aanstelling in al deze gevallen mogelijk.

Teneinde de aan te stellen tijdelijke ambtenaar niet onverantwoord lang in onzekerheid te laten omtrent de duur van de tijdelijkheid is het bepaalde in artikel 6, vierde lid, van het ARAR van toepassing verklaard.

Artikel I, onderdeel D, tweede lid en artikel III, onderdeel D, tweede lid

Met het opnemen van deze twee aanstellingsgronden worden de figuren van de aanneming van werk binnen een ambtelijke aanstelling en het verrichten van tijdelijke werkzaamheden die niet tot de reguliere taken behoren respectievelijk de oproepkracht mogelijk gemaakt. In materieel opzicht komen deze aanstellingsgronden overeen met de bepaling in artikel 12, eerste lid, onder e, van het AOB («Het loon van de werknemer wordt bij de arbeidsovereenkomst bepaald op een bedrag, voor elk geval of voor elke te verrichten dienst afzonderlijk vast te stellen»), respectievelijk de thans bestaande indienstnemingsgrond in artikel 4, eerste lid, onder d, van het AOB («personeel, behorende tot een