wijzigen. In een aantal gevallen, zoals in artikel 11 van het BBRA 1984 en artikel 5 van de Interimregeling ziektekosten ambtenaren is de omvang van de werktijd bepalend voor financiƫle aanspraken. Omdat de formele arbeidsduur van de ambtenaar met PAS niet wijzigt en zijn werktijd slechts wordt teruggebracht, is in de bovengenoemde artikelen een bepaling opgenomen die ervoor zorgt dat de arbeidsduur (zijnde de werktijd voor deelname aan de PAS) en niet de werktijd bepalend is voor de financiƫle aanspraken. Hierdoor blijft de Interimuitkering ongewijzigd en wordt twijfel over de grondslag voor uitkeringen op basis van het BBRA 1984 weggenomen.

Tot slot is in het ARAR een basisbepaling voor een anticumulatieregeling opgenomen.

De wijzigingen zullen hierna in de artikelsgewijze toelichting voor zover noodzakelijk nader worden toegelicht. De PAS-maatregel treedt in werking op 1 april 1993.

Intrekking verplichte compensatie voor collectief aangewezen ADV-dagen (artikel I, onderdeel I, artikel II, onderdeel A en artikel III, onderdeel H)

In het pakket arbeidsvoorwaarden en werkgelegenheidsbeleid voor de sector burgerlijk rijkspersoneel 1991 is met de centrales van overheidspersoneel overeengekomen dat maximaal 3 collectief aangewezen roostervrije dagen vastgelegd kunnen worden. Deze dagen worden afgeboekt van de ADV-dagen waarover de ambtenaar beschikt. In artikel 14, tweede lid, van het ARAR is in verband hiermee een bepaling opgenomen voor ambtenaren zonder ADV. Deze behelsde dat de ambtenaar kon kiezen tussen inhalen van de niet gewerkte tijd, opname van een verlofdag of een inhouding op de bezoldiging. Deze bepaling is thans ingetrokken. Dit betekent dat een ambtenaar die geacht wordt dienst te verrichten op een collectief aangewezen roostervrije dag en geen ADV-dagen heeft (of heeft gehad) om deze tijd te compenseren, een voordeel geniet.

Reparatie regelgeving opbouw vakantieverlof (artikel I, onderdeel M, tweede tot en met vierde lid, artikel II, onderdeel D, tweede tot en met vierde lid, en artikel III, onderdeel L, tweede tot en met vierde lid)

Het systeem van de vakantieopbouw houdt in dat in beginsel uitsluitend vakantie wordt opgebouwd over de gewerkte tijd. Op dit beginsel is een aantal uitzonderingen gemaakt. Het tiende lid van artikel 22 van het ARAR geeft een limitatieve opsomming van niet gewerkte tijd die toch meetelt voor de opbouw van de verlofdagen (o.a. ziekte en vakantie). Het laatstgenoemde punt in die opsomming (e. verlof van korte duur), leidt in de praktijk tot verwarring in verband met de ruime formulering ervan. Daarom is er voor gekozen om limitatief op te sommen welke vormen van kortdurend verlof niet leiden tot een korting op de opbouw van vakantiedagen. Uitgangspunt daarbij is geweest dat er daadwerkelijk sprake moet zijn van een kortdurend, incidenteel verlof. Het betreft verlof bij sluiting van de Rijksdienst (artikel 32a ARAR, 30a AOB en 54 ARSG), verlof in verband met kiesrecht en wettelijke verplichtingen (artikel 33 ARAR, 30b AOB en 56 ARSG), vergaderingen van statutaire organen van ambtenarenorganisaties, kaderactiviteiten, cursussen en commissies van georganiseerd overleg in ambtenarenzaken (artikel 33b ARAR, 30d AOB en 58 ARSG), verlof wegens verhuizing (artikel 33c ARAR, 30e AOB en 59 ARSG) en wegens familie-omstandig-