telkens een moment van heroverweging is, geldt de afwijking van het verbod op nachtdienst in principe voor de duur van één jaar, waarna verlenging mogelijk is. Artikel 21 van het ARAR, artikel 20 van het AOB en artikel 34 van het ARSG zijn in dit besluit in bovengenoemde zin aangepast. Deze maatregel treedt in werking met ingang van de eerste van de kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Invoering partiële arbeidsparticipatie voor senioren (artikel I, onderdelen K, eerste lid, L en M, vijfde lid, artikel II, onderdelen B, eerste lid, C en D, vijfde lid, artikel III, onderdelen J, eerste lid, K en L, vijfde lid, artikel IV, onderdeel B, tweede lid, artikel IX en artikel XI)
In het rapport van de SOR-werkgroep leeftijdsbewust personeelsbeleid («Het belang van leeftijd»; aanzet tot een leeftijdsbewust personeelsbeleid van maart 1992, in te zien in de bibliotheek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken) wordt ondermeer geconcludeerd dat de continuering van de arbeidsparticipatie van ouderen voor de overheidsorganisatie van belang is. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de specifieke kenmerken van deze groep werknemers. In het kader van het personeelsbeleid zal naast een preventief beleid, ter voorkoming van vroegtijdige uitstroom, in de curatieve sfeer een beleid ontwikkeld worden waarmee condities worden geschapen waaronder het voor oudere ambtenaren mogelijk en aantrekkelijk is om aan het arbeidsproces te blijven deelnemen. Daartoe is voor ambtenaren van 57 jaar en ouder de mogelijkheid van partiële arbeidsparticipatie senioren (PAS) geïntroduceerd. Dit beleid is gericht op het behoud van de oudere ambtenaar voor de dienst en onderscheidt zich daarmee van de inmiddels vervallen mogelijkheid voor deeltijd-VUT die een vorm van uitstroombeleid vertegenwoordigde. De ambtenaar krijgt in feite een keuze uit drie opties:
1. zonder bijzondere faciliteiten als voltijder of deeltijder doorwerken; 2. deelnemen aan de PAS met een werktijd van 32 (vanaf 57 jaar) of 24 uur (vanaf 61 jaar); 3. met VUT gaan (vanaf 61 jaar of met veertig dienstjaren).
Mits aan de voorwaarden wordt voldaan kan deze keuze op elk moment gemaakt worden. Een ambtenaar van 62, die deelneemt aan de PAS, kan dus ook nog voor VUT kiezen.
De PAS geldt, in tegenstelling tot de deeltijd-VUT, eveneens voor ambtenaren die in aanmerking komen vooreen functioneel leeftijdsontslag (FLO). Nu naar aanleiding van het akkoord over de arbeidsvoorwaarden voor het burgerlijk rijkspersoneel 1992 nog eens met nadruk zal worden gewezen op de in artikel 97 ARAR opgenomen mogelijkheid om na het bereiken van de FLO-gerechtigde leeftijd door te werken, kan de PAS juist voor deze groep een stimulans betekenen.
Het uitgangspunt van de regeling is dat in het algemeen gezien de door de werkgever veroorzaakte belasting boven een bepaalde werktijd (32 respectievelijk 24 uur per week) dermate zwaar geacht wordt dat er, om uitval wegens ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid en uitstroom naar VUT te voorkomen een leeftijdsbewuste maatregel moet zijn om duurzame participatie op hogere leeftijd mogelijk te maken en te stimuleren. Een dergelijke maatregel is dus in het belang van zowel de werkgever als de ambtenaar. Globaal gezien maakt de PAS het daarom voor 57-jarigen en ouder mogelijk om hun werktijd te verminderen tot 32 uur per week tegen 95% van hun salaris. Een ambtenaar van 61 jaar of ouder kan zijn werktijd ineens of na de PAS-32-uur terugbrengen tot 24