genoemde 32 onderscheidenlijk 24 uur, wordt de werknemer geacht met verlof te zijn. 5. Op het salaris van de in het eerste respectievelijk tweede lid bedoelde werknemer wordt een inhouding toegepast ter grootte van 5% onderscheidenlijk 10% van het salaris dat voor hem zou gelden zonder werktijdvermindering op grond van dit artikel. 6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken stelt omtrent de verrekening van extra inkomsten uit arbeid of bedrijf met het salaris van de in het eerste en tweede lid bedoelde werknemer regels vast.
D
In artikel 21 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1. In het vijfde lid, onder b, wordt de zinsnede «bedoeld in artikel 20, lid 4» vervangen door: bedoeld in artikel 20, vijfde lid. 2. In het negende lid vervalt de laatste volzin. 3. In het tiende lid, onder b, vervalt de zinsnede «en waarbij de in de derde volzin van het negende lid genoemde periode van dertig kalenderdagen wordt begrepen in de periode van 26 weken». 4. Het tiende lid, onder e, komt te luiden: e. verlof van korte duur verleend op basis van artikel 30a, 30b, 30d, 30e of 30f van dit besluit. 5. Ingevoegd wordt een nieuw elfde lid, luidend: 11. Met ingang van de dag dat de werknemer op grond van artikel 21a gedeeltelijk geen dienst verricht vervalt de in het vijfde lid, onder a, bedoelde verhoging van de vakantieaanspraak.
In artikel 30a, vierde lid, wordt de zinsnede «genoemd in artikel 20, lid 4» vervangen door: genoemd in artikel 20, vijfde lid.
ARTIKEL III
Het Ambtenarenreglement Staten-Generaal 3 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt de zinsnede «niet is ambtenaar degene, met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten;».
B
Voor de huidige tekst van artikel 4 wordt een 1. geplaatst onder toevoeging van een nieuw tweede lid, luidend: 2. Op de ambtenaar die is aangesteld voor het verrichten van enkele diensten niet vallende binnen de taak van het betrokken dienstvak, waarbij per dienst een afzonderlijke beloning wordt vastgesteld, zijn niet van toepassing: a. hoofdstuk II, paragraaf 4; b. de artikelen 20 en 24 tot en met 32; c. de hoofdstukken IV en V; d. hoofdstuk VI, paragrafen 2 en 3; e. de artikelen 78, 80, 82 en 84.
C
In artikel 5 vervalt het vierde lid.